Gezangen voor de jeugd, ten dienste der scholen(1845)–Gijsbertus van Sandwijk– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 28] [p. 28] XIII. Gezang. De onderwijzer. PRIMO. Matig. Wie, wie leert de teedre jeugd Nutte kundigheên en deugd? Wie, wie leidt toch, hier beneden, Onze wanke-len-de schreden? Wie prent liefde en menschenmin, Onze teedre harten in? SECONDO. Wie, wie leert, de teedre jeugd Nutte kundigheên en deugd? Wie, wie leidt toch, hier beneden, Onze wanke-len-de schreden? Wie prent liefde en menschenmin Onze teedre harten in? [pagina 29] [p. 29] Wie, wie stelt, in helder licht, Ieder kind zijn' kinderpligt Duidelijk en klaar voor oogen? Wie, wie leert ons van den hoogen, Van den liefderijken God, Den bestuurder van ons lot? 't Is de Meester! onze vrind, Die van harten ons bemint; Voor ons welzijn wil hij waken, En ons wijs en deugdzaam maken; Leiden wil hij onze schreên, Op dit hobblig pad beneên. O, dat elk hem dankbaar zij! Dat toch ieder hem verblij', Door getrouwe pligtsbetrachting, Door bewijs van liefde en achting: Prenten we ons die deugden in. God, schenk ons dien kinderzin! Vorige Volgende