Gezangen voor de jeugd, ten dienste der scholen(1845)–Gijsbertus van Sandwijk– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 16] [p. 16] VII. Gezang. Het welig rijsje. PRIMO. Zacht en met gevoel. Het we-lig-rijs-je moet ge-bo-gen, Wanneer het jeug-dig is en zacht, En met geen harde schors om-to-gen, Ge-wil-lig wijkt voor kleine kracht; Maar staat het ja-ren lang aan stormen, In 't wild, en op zich zel-ve bloot, Geen ho-ve-nier geeft nieu-we vor-men Aan een tot boom ge-groei-de loot. SECONDO. Het we-lig rijs-je moet ge-bogen, Wanneer het jeug-dig is en zacht, En met geen harde schors om-togen, Ge-wil-lig wijkt voor kleine kracht; Maar staat het ja-ren lang aan stormen, In 't wild, en op zich zel-ve bloot, Geen ho-ve-nier geeft nieuwe vormen Aan een tot boom ge-groei-de loot. [pagina 17] [p. 17] Men valt geen hovenier dan lastig, Dat hij zijn kunst daaraan besteedt, Het blijft een boom, zoo krom, zoo kwastig, Als hem het toeval worden deed; Zoo zal den mensch, die losgelaten, En woest in zijne jongheid leeft, Het treffendst onderwijs niet baten, Dat wijsheid hem volwassen geeft. Treedt, kindren! dan steeds willig nader, Wanneer uw onderwijzer wenkt; En dankt den goeden God en Vader, Die u een lot, zoo gunstig, schenkt; Laat Hem uw jonge harten buigen, Zoo zal gewis eens, later tijd, Van uw verstand en deugd getuigen, Als gij volwassen menschen zijt. Vorige Volgende