Verder nog: een blikken lampje, dat 's avonds het bedienen der klanten moet verlichten.
Achter de toonbank een houten brits, gedekt met een chineesche mat, waarop eene altijd brandende lamp, benoodigd bij het opiumschuiven, de opiumpijp en een potje het Oostersche kruit bevattende.
Naast de brits een houten tafeltje met een of twee borden, een theepot en een kommetje, en eenige vierkant versneden stukjes stroopapier, die gebruikt worden, om de te verkoopen pindanoten af te leveren.
Voeg bij dit alles eene oude katoenen parapluie, die weinig gebruikt wordt, daar Foké altijd 's morgens 6 tot 's avonds 9 hier te vinden is; en gij hebt kennis gemaakt met den winkel, tevens slaap- en woonvertrek van Foké, den zoon van het Hemelsche rijk.
Even eenvoudig als zijn huisraad is, is ook zijne kleeding; een wijde, blauw linnen broek en dito kabaai! Zijne bloote voeten steekt hij in Chineesche slippers, als hij niet op zijn rustbed ligt.
Den persoon van Foké te beschrijven is een onmogelijkheid! De verschillende hoogten en laagten, die bij andere menschen, trots de kleeding zijn waar te nemen, mist Foké geheel. Hij heeft ze nooit gehad of hij heeft ze verloren!
Zooveel is zeker, dat hij nu het best kan worden vergeleken bij eene eenigzinszins afgeplatte Rijnwijnflesch, aan den onderkant voorzien van twee spillebeenen, en op den hals een Chineesche kop met een staart!
Foké is altijd op zijn rustbed te vinden, dat dienst doet voor bed, stoel, tafel en wie weet wat nog al meer. Hij ligt altijd met de pijp in den mond, en neemt eerst eene zittende houding aan, als iemand binnenkomt, en hij staat eerst dan op, als hij overtuigd is dat de bezoeker eene van zijne artikelen wil afnemen. Langzaam in zijne bewegingen stopt hij de voeten in de muilen, bedient den klant even afgemeten, om daarna op zijn bed te stappen, tot een andere klant hem noodzaakt de bovengenoemde manoeuvre weer uit te voeren. Eten doet Foké weinig. Het schijnt dat het gebruik van opium zijne maag ontoegankalijk maakt voor het dikwijls opnemen van voedsel. Een kopje thee nu en dan schijnt reeds voldoende te zijn, om hem in het leven te houden, hoewel het moet erkend worden, dat hij met den dag een weinig indroogt. Foké heeft dus, behalve het kostbare verdoovingsmiddel - dat nu weinig invloed op hem uitoefent - niet veel noodig. Toch blijft het een wonder, dat, terwijl de groote kooplieden met hunne gevulde winkels met duizenden en duizenden artikelen, - terwijl de kooplieden klagen over de slechte tijden, men nooit eene klacht hoort van Foké, van Foké met zijn