Daarna lezen wij in de plaatselijke bladen herhaaldelijk ingezonden stukken waarin het pro en contra van een groot sportterrein in onze stad wordt besproken.
Een dergenen die voor het tot stand komen van zulk een veld heeft geijverd was de sportverslager van SURINAME W. (JAN WIJNGAARDE); in zijn blad van 28 Juli 1916 ontwikkelde hij een plan om te komen tot de stichting van een centrale sportbond, die naar een geschikt terrein zou kunnen omzien.
Dat hij geenszins optimist was, bleek uit een bijdrage in zijn blad van 11 October 1918, waarin wij lezen:
‘Beschikten wij maar over een afgesloten sportterrein, dit ‘schijnt echter tot de vrome wensen te behoren’.
Op Zondag 25 Juli 1919 werd de openingsmatch op een terrein achter de Kathedraal gespeeld, dit terrein bleek echter niet geschikt en op 3 April 1921 werd het terrein tegenover het St. Vincentius Ziekenhuis ingewijd.
De sportliefhebbers van die dagen zagen moeizaam uit naar een neutraal terrein, de in 1914 opgerichte Surinaamsche Voetbal Bond verzocht bij verzoekschrift van 26 December 1916 aan de Gouverneur om een terrein beschikbaar te stellen en vestigde de aandacht op de oude begraafplaats aan de Gravenstraat.
Hiertegen rezen echter bezwaren van de kant van de Directeur-geneesheer van Wolffenbuttel, dr. P.J. de Kock, die van oordeel was dat het gesticht in een rustige omgeving moest liggen en het beschikbaar stellen van het terrein een eventuele uitbreiding van het gesticht zou bemoeilijken.
In 1917 viel de aandacht op een terrein in de Cultuurtuin.
De Secretaris van de S.V.B., WILLEM HESHUSIUS, die hard geijverd heeft voor het totstandkomen van een terrein en die vele jaren een leidende rol in de voetbalwereld heeft gespeeld, had op 22 Februari 1917 een onderhoud met de Gouvernements-Secretaris en sprak als zijn oordeel uit dat van de twee terreinen die het Gouvernement op het oog had, nl. de oude stalweide en een terrein in de Cultuurtuin, alleen het laatste project in aanmerking kwam.
Gouverneur G.J. STAAL was een groot voorstander van een sportterrein; gedurende zijn verlof in Nederland besprak hij de kwestie met de Secretaris van de Nederlandse Voetbal Bond MOORMAN en na zijn terugkomst gaf hij opdracht het door de S.V.B. in 1916 gedaan verzoek in behandeling te nemen.
Intussen had de heer H.E. ALETRINO tot de Gouverneur het verzoek gericht om het terrein op Combé in erfpacht te bekomen, de bedoeling van de aanvrager was het stichten van een particulier sportterrein, het afsluiten van dit terrein, het bou-