Het geestelyck jubilee van het jaer O.H. M.DC.L. ofte Vreugde van 't berouw
(1663)–Joannes van Sambeeck– Auteursrechtvrij
[pagina 353]
| |
Het derde deel.Cantic. 11.
Staet op uyt uwe droefheyt, en medelijden. haest u, verrijst met my tot het eeuwigh leven. mijn vriendinne, tot de doot van my bemint. mijn duyve, van my verlost uyt de stricken des Duyvels. mijn schoone: door mijn heyligh Bloedt gesuyvert. Want den winter van mijne droefheydt is voorby, den regen van mijne bloetstortingen is over, ende vergangen. de bloemen, de teeckenen van mijne wonden, betekent hier door den vijfhoeck in de Zon, dewelken ick na mijne verrijsenisse noch behouden heb, zijn gesien van mijne discipulen in ons lant, in mijn lichaem nu glorieus. |
|