Het geestelyck jubilee van het jaer O.H. M.DC.L. ofte Vreugde van 't berouw
(1663)–Joannes van Sambeeck– Auteursrechtvrij
[pagina 284]
| |
[pagina 285]
| |
Siet wat een kroone
Voor hem is bereyt.
De Dooren is de Kroon,
En eenen Steen den throon.
Den Scepter is een Riet,
Men acht hem niet.
Siet hoe de Waerheyt
Hier wort bespot.
De ware wijsheyt
Van sijne Godtheyt
Houdt men hier voor sot.
Het Lam niet eens en klaeght,
Die Kroon' en Scepter draeght
Ons ongestadigheyt
In 't riet beschreyt.
Hy laet ons vloeyen
Sijn heyligh Bloedt,
En gaet besproeyen,
Soo weder groeyen
In sijn liefde doet.
Het werelts ydel rijck
Aen 't ydel riet gelijck,
Met doornen oock beset
Hem soo verplet,
Dat van sijn handen
Sijn krachten heeft,
En sonder standen
Van dese banden
Met een koeltje beeft.
Weest oock mijn vastigheyt
Door u barmhertigheyt
In alle tegenspoet
O Jesu soet.
In u genadigh
Mijn riet ick plant,
Ick blijf gestadigh.
| |
[pagina 286]
| |
En niet misdadigh,
Als my houdt u handt.
Ende ick seyde, nu heb ick begonst, dat is die veranderinge der rechterhandt des hooghsten. Psal. 76. |
|