[Totstandkoming]
Het schrijversprentenboek 29 is tot stand gekomen naar aanleiding van tentoonstellingen in het Letterkundig Museum te 's-Gravenhage en in het museum het Catharina Gasthuis te Gouda. De tentoonstellingen zijn georganiseerd ter gelegenheid van de vijfenzeventigste verjaardag van Leo Vroman en duren van 19 april tot en met 9 september 1990, respectievelijk van 27 april tot en met 3 juni 1990.
De bijdragen van Ben Peperkamp werden geschreven in het kader van een door Stichting Literatuurwetenschap (nwo) gesubsidieerd project ‘Historisch-kritische uitgave van Twee gedichten van Leo Vroman, voorzien van genetisch- en poëticaal-interpretatief commentaar’.
Het omslag stamt uit een logboek, bevattende aantekeningen van experimenten die Leo Vroman samen met Ann Adams (het handschrift is van haar) op 5 en 7 maart 1986 uitvoerde en die betrekking hebben op het zogenaamde Vroman-effect. Hierover schrijft Vroman in een brief van 25 februari 1990 aan de redactie: ‘Het “Vroman effect” is het vermogen van bloed of plasma om eerst de ene soort proteïne op een oppervlak (b.v. glas of geoxideerd metaal) af te zetten en het dan te vervangen door een andere soort proteïne, en zo voort. Het meest geconcentreerde, albumine, wordt eerst afgezet, dan vervangen door een minder geconcentreerd (globuline), en dat vervangen door een nog minder geconcentreerd eiwit (fibrinogeen en fibronectine) en ten slotte door een paar proteïnen waar maar heel kleine hoeveelheden van voorkomen, nl. high molecular weight kininogen (hmk) en factor xii.’
Vroman merkt verder op: ‘In alle proeven die dagen waren de volgende reagentia gemaakt en gebruikt: Fe3O4 (zwart ijzeroxyde), Cr2O3 (chroomoxyde, groen), Fe2O3 (rood ijzeroxyde) en ultramarijn (blauw) waren eerst blootgesteld aan proteïne A, een eiwit dat antistoffen kan binden bij hun staarten zodat hun gevoelige armen uitsteken; daarna werden de poeders gespoeld en blootgesteld aan: anti-IgG (zwart), anti-mensenalbumine (groen), anti-mensenfibrinogeen (rood) en anti-mensenfibronectine (blauw). In het ideale geval zou een mengsel van al die poeders in water de verschillende proteïnen afgezet op een oppervlak allemaal tegelijk kunnen kleuren en zo identificeren.’