Uit menschlievendheid zoude ik barbaar kunnen worden. Reizen in Azië 1770-1830
(1992)–Greetje Heemskerk, Jaap de Moor, Murk Salverda, Paul van der Velde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 162]
| |
VerantwoordingVoor deze bloemlezing is geput uit de reisbeschrijvingen van J.G. Haafner, Q.M.R. VerHuell, J. Olivier en P.P. Roorda van Eysinga. De hier opgenomen tekstfragmenten van Haafner zijn afkomstig uit twee van zijn werken, te weten Lotgevallen op eene reize van Madras over Tranquebaar naar het eiland Ceilon door Jacob Haafner, Haarlem, A. Loosjes P.Z., 1806 en Reize te voet door het eiland Ceilon door J. Haafner, Amsterdam, Johannes Allart, 1810. De opgenomen fragmenten van VerHuell komen uit het tweedelige Herinneringen van eene reis naar de Oost-Indiën door Q.M.R. Ver Huell, Haarlem, Vincent Loosjes, 1835-1836. De tekstfragmenten van Olivier verschenen eerder in Tafereel van Oost-Indië voor jonge lieden van beiderlei kunne (Amsterdam, G.J.A. Beijerinck, 1844) en die van Roorda van Eysinga in het derde en vierde deel van Verschillende reizen en lotgevallen van P.P. Roorda van Eysinga, Amsterdam, Johannes van der Hey en zoon, 1832. | |
BasistekstVoor de basistekst van de in de bloemlezing opgenomen fragmenten is telkens uitgegaan van de laatste bij het leven van de auteur verschenen druk. Van het hier opgenomen werk van deze auteurs geldt zowel bij Haafner, VerHuell als Roorda van Eysinga dat de eerste druk ook tevens de laatste druk is die bij het leven van de auteur is verschenen. De eerste druk van Haafners Reize te voet door het eiland Ceilon verscheen pas na zijn dood, maar we weten dat de auteur deze uitgave nog grotendeels zelf heeft voorbereid. Alleen voor Olivier liggen de zaken iets anders. In de jaren 1836 en 1838 verscheen de eerste druk van het tweedelige Tafereelen en merkwaardigheden uit Oost-Indië (Amsterdam, G.J.A. Beijerinck, 1836-1838). Enkele jaren later bewerkte Olivier deze tekst grondig - hij liet sommige fragmenten vervallen, herschreef grote delen van de tekst en scherpte over het algemeen zijn oordeel over veel kwesties aan - en liet het opnieuw verschijnen onder de titel Tafereel van Oost-Indië voor jonge lieden van beiderlei kunne (Amsterdam, G.J.A. Beijerinck, 1840). Vier jaar later verscheen dit werk opnieuw bij dezelfde uitgever onder een gelijkluidende titel (Amsterdam, G.J.A. Beijerinck, 1844). De basistekst van Olivier is uit de laatstgenoemde uitgave afkomstig. | |
TekstingrepenEnkele typografische uniformeringen zijn doorgevoerd. Zo worden eigennamen in onderkast gezet en niet, zoals veelal in de oorspronkelijke tekst, in kapitalen. In de tekst worden bij citaten steeds enkele aanhalingstekens gehanteerd, ook waar in het oorspronkelijke werk dubbele aanhalingstekens stonden. De dubbele aanhalingstekens zijn alleen daar gehandhaafd waar het een citaat binnen een citaat betreft. Omwille van de uniformiteit worden in de bloemlezing vreemde woorden en scheepsnamen - die in sommige gevallen cursief stonden - overal gecursiveerd weergegeven. Plaatsnamen die in de oorspronkelijke teksten cursief | |
[pagina 163]
| |
stonden, zijn nu niet gecursiveerd. Weglatingstekens bij elisies, zoals bij een' en 'er zijn verwijderd. De in het oorspronkelijke werk gehanteerde spelling en de door de auteurs aangebrachte voetnoten en alineaverdeling zijn ongewijzigd overgenomen. Slechts bij hoge uitzondering is een zetfout en een kennelijke verschrijving stilzwijgend verbeterd. De oude spelling van plaatsnamen is gehandhaafd om eenheid tussen de verbindende teksten en de fragmenten te bewaren. |
|