Inleiding
Het Letterkundig Museum heeft diverse publikaties het licht doen zien die gewijd waren aan literaire tijdschriften of stromingen: een documentenverzameling over Forum en schrijversprentenboeken over De Gids en De Gemeenschap en over de bewegingen van Tachtig en Vijftig. Aan die rij wordt nu een schrijversprentenboek over Opwaartsche Wegen, het literaire tijdschrift van de protestanten tussen de twee wereldoorlogen, toegevoegd.
Opwaartsche Wegen is een produkt van de verzuiling. In alle zuilen - de protestantse, de rooms-katholieke, de socialistische, de communistische en de fascistische - speelden de begrippen ‘gemeenschap’ en ‘gemeenschappelijkheid’ een sleutelrol. Er lag een sterk accent op de sociale en ideologische rol van de kunst. Men verwierp individueel subjectivisme. Een uitzondering werd gevormd door Forum. In de kring van redacteuren en medewerkers van dit tijdschrift stond een a-religieus en onideologisch individualisme juist hoog aangeschreven.
Bij een interpretatie van Opwaartsche Wegen zou het begrip ‘soevereiniteit in eigen kring’ van Abraham Kuyper een centrale rol moeten spelen. Zoals de meeste zuilen was ook de protestantse tamelijk in zichzelf gekeerd. Opwaartsche Wegen had bij de oprichting dan ook als belangrijkste doelstellingen: het opvoeden van het protestants-christelijke volksdeel tot literatuur, onder meer door het bekritiseren van stichtelijke lectuur als literair beneden de maat; en het stimuleren van een nieuwe protestantse literatuur van niveau. Vandaar de uitgebreide discussies in het blad over het eigene van protestantse literatuur.
In die discussies speelde het generatieverschil een belangrijke rol. Om de standpunten te verhelderen zette men de opvattingen van ouderen en jongeren tegenover elkaar. Vergelijkingen met opvattingen ‘buiten de eigen kring’ kwamen zelden voor. Hoogstens werden er, door de jongeren, parallellen getrokken met de katholieken van De Gemeenschap en de a-religieuze moderne estheten van De Vrije Bladen. Daarbuiten waardeerde men dan nog Henriëtte Roland Holst, Gorter en Verwey, ook typisch dichters met een boodschap voor de gemeenschap. Een rechtlijnige relatie tussen dichterschap en religie werd in Opwaartsche Wegen overigens afgewezen. Het blad was - evenals de tijdschriften van de andere zuilen - allerminst monolitisch. Integendeel, er bestonden heftige meningsverschillen tussen evangelischen, neo-calvinisten, Barthianen en aanhangers van een derde Réveil. En niet alleen de Barthianen wezen, impliciet of expliciet, het begrip ‘soevereiniteit in eigen kring’ af. Die afwijzing zou na de Tweede Wereldoorlog leiden tot de ‘doorbraak’ naar de PvdA. Vele oud-medewerkers en oud-redacteuren zagen toen ook niets meer in een typisch protestants-christelijke literatuur. In politiek opzicht hadden zich de wegen al eerder gescheiden: sommigen werden lid van de nsb en collaborateur, anderen gingen in de illegaliteit.
De belangrijkste literaire oogst van Opwaartsche Wegen werd eigenlijk pas na de oorlog binnengehaald. Dé dichters van Opwaartsche Wegen waren Willem de Mérode (pseudoniem van W.E. Keuning) en Gerrit Achterberg. Als prozaïst onderscheidden zich de jonggestorven J.K. van Eerbeek (pseudoniem van Meinart Boss) en H.M. van Randwijk.
Redacteur C. Rijnsdorp werd een belangrijk essayist en criticus, die echter buiten de protestantse kring te weinig bekend is geworden, al ontving hij in 1964 de Prijs der literaire kritiek van de Maatschappij der Nederlandse letterkunde en in 1965 een eredoctoraat van de Vrije Universiteit. Redacteur Van Ham werd in 1941 hoofd van de afdeling Boekwezen van het Departement van Volksvoorlichting en Kunsten en later redacteur van het nationaal-socialistische culturele tijdschrift De Schouw. H.M. van Randwijk richtte in diezelfde jaren