'Het Roelandslied en de theorie van prof. Bédier'
(1914)–J.J. Salverda de Grave– Auteursrecht onbekend
[pagina 432]
| |
Het Roelandslied en de theorie van Prof. Bédier.De Légendes épiques, onderzoekingen van Joseph Bédier over de vorming van het Oudfranse heldendicht, zijn voltooid; ‘een der heerlikste werken die sedert lang zijn geschreven’ - de uitdrukking is van Phil. Aug. Becker uit Weenen, die boven allen bevoegd is tot oordelen -, ‘l'oeuvre la plus parfaite qu'ait suscitée la littérature du moyen âge français’ - de woorden zijn van Ferdinand Lot, een der uitnemendste kenners van de geschiedenis der vroegere Middeleeuwen - ligt vóór ons, in vier mooie delen. Inderdaad, het is een ‘heerlik’ boek. Ik denk aan de klassieke volmaaktheid van de stijl; hoe zeldzaam zijn de geleerden die aan de inkleding hunner denkbeelden zó veel zorg besteden. Ik denk ook aan de verrassende, geestige behandeling van de stof, waardoor het betoog levendig en de belangstelling der lezers telkens weder geprikkeld wordt, zodat ik geen boeiender lektuur zou weten te bedenken. Ik denk niet minder aan de weldoordachte, geheel aan de materie beantwoordende splitsing in afdelingen en hoofdstukken, aan de heldere samenvattingen, niet alleen van eigen, maar ook van anderer studieën, waardoor wat oorspronkelik vaak duister, onleesbaar was, als met een lichtende stof wordt bestrooid. Maar ik denk vooral aan de grondige nasporingen die tot de medegedeelde feiten hebben gevoerd, aan de massa's zelfgevonden, geduldig verzamelde biezonderheden, waardoor het vertrouwen op de uitkomsten van het onderzoek wordt geschraagd en twijfel wordt weg- | |
[pagina 433]
| |
genomen, hoe zeer men ook op zijn hoede is, juist wegens de verleidelike vorm waarin de denkbeelden worden aangeboden. Ik zal beginnen met Bédier's theorie over het ontstaan van het Oudfranse epos te schetsen en daarna aan het oudste en schoonste heldendicht dat bewaard is gebleven tonen, welk een verandering hij heeft gebracht in onze opvattingen en in onze werkwijze. |
|