Kronijk van Hoorn
(2016)–Feyken Rijp– Auteursrechtelijk beschermd
[Folio 4v]
| |
Voor de Toe-eygening aan de Ed. Groot Agtbare Vroedschap der Stad Hoorn.'T Hoogstatig Stad-bestier daar Hoorn gerust door leeft
Is in een Rigterstoel op ´t deftigst hier geseten.
De Staçy-tabbert, Eer en blijk des Raads-heers, heeft
Sijn Kruin, en Lijf bedekt; maar, om voor 't rein geweten
En waar de Vryheyd 't Swaart te gorden, daarom toont
Hy den Gelaarsden Voet, gereed sijn Regt te waren
De Deugd, erkennende die suiv're Trou bekroont
Met eene Lauwer-krans, sijn Silver grijse hairen.
Als Vley-lust, of Geweld 't Stads welvaart maakt te bang,
Dan doet sijn Spiegel hem voorleden tijd beschouwen.
Dan leert hy 't snel gehoor te sluiten als de slang
Die door besweerders list het onheil wert gebrouwen.
De Borger-vader-keur, een pronk der Burgery,
Vertoont de Beurs, daar hy den Lot-boon uyt komt trekken.
't Hoofd-Schoutschap staat verbeeld aan sijne regter zy,
Geblint, met Schaal en Swaard, om geen de minste vlekken
Te lijden in het kleed van Heilige Regt. Men siet
De Godsdienst met het Boek der Heilige verbonden;
't Welk sy geopent toont, en blijd van aanschijn, biet
Het ware Kruis-Geloof aan yder te verkonden
| |
[Folio 5r]
| |
Vrouw Eendracht, welkers Vuyst verknogte Pijlen vat,
Wiens Hals 't Granaat-ooft ciert, ten schets van eenigheden:
Stort hier een rijken Oogst uit haren Hoorn; de Stad
En Burgery ten dienst, als vrugt van Deugd en Zeden.
Bellone, Krijgs-godes volgt dit Godinne-paar,
Om Wal en Havenen sorgvuldig te bewaren,
Of met gekamden Helm, en strijd'bre Beukelaar,
Den trotsen Viand in 't verwaten Schild te varen.
D'Hoog Agtb're Raad wort met een hoogen trans omschut.
't Stads-wapen, (sijn sorg dat haar noit ramp bejegent,
Praalt boven. Dit's den Hoorn, te Land en Zee gesegent
Wiens rijken overvloed, de Inboorlingen besproeit,
Inboorlingen berugt van onbesprooken wandel,
Voor Eeuwen tegens ramp en weêrspoed opgegroeit,
En over al geroemt door hun opregten handel.
Inboorlingen waar by men dapp're Mannen telt,
Volleert in Taal, in Konst, en nutte Wetenschappen,
Eerst pronkt hier Junius, den grooten Letterheldt,
In Taal-geleertheyd, na, maar noit voorby te stappen.
Hem volgt Heer Hoogerbeets, een twéden Hipocraat.
Niet min in Staat-kunde als in Artzeny bedreven,
Geneesheer van 't Gemeen, Steun-pylaar van den Raadt
U groote deugden staan alom met Goud geschreven.
'k Sie de Onnavolgb're Lis, die, al de wereld door
| |
[Folio 5v]
| |
Geroemt wort als het puik der Schilder-Konstenaren.
Italië swijg stil, want sijn Pençeel strekt voor
Een doel, waar op nu nog u grootste Meesters stáren,
Gekropt van spijt, mits hy hun alle streeft voorby,
Manhafte Koen, gy die soo dapper, als beraden,
Soo nut, als trou, ten dienst van de Ooster Maatschappy,
Tot tweemaal hebt de Last van 't hoogst Gesag geladen;
Hoe beefde Portugal en Spanjen voor u stem!
U wijs beleyd den druk der Indiaan verheugden,
U trou beproefde sorg gaf Neerlands handel, klem.
En u geboorte Stadt bralt nog op uwe deugden
Ik raak nu Bontekoe nog andere niet aan,
'K sou doolen in de drang der onverschrokken Helden,
't Cipres-loof dat men siet van verre groenen staan,
Hun ongekreukte Lof de volgende Eeuw sal melden.
Dit blijft geheiligt aan hun groote Naam, waarvan van
Geleerde Velius wijdlustig heeft geschreven,
Beknopter wort het hier op 't voet-spoor van die Man
Tot later gerekt, 't Gemeen ten dienst gegeven.
N. Brakel | |
[Folio 6v]
| |
Inclito Horna Senatui, voor de Opdragt
|
|