Journaal van Hugo en Cornelis van Ryck betreffende hun reis naar Jeruzalem (1561-1562)
(2011)–Hugo van Ryck, Cornelis Hugens Van Ryck– Auteursrechtelijk beschermdInleidingIn de late middeleeuwen moet de pelgrim een vertrouwde verschijning op de Europese wegen en paden zijn geweest. Honderden genadeoorden, klein en groot, trokken duizenden bedevaartgangers aan.Ga naar voetnoot1 Om een voorbeeld te geven: het getal pelgrims dat alleen al in het jaar 1466 genoteerd staat voor het Zwitserse Einsiedeln bedraagt niet minder dan honderddertigduizend.Ga naar voetnoot2 En dit was dan nog een betrekkelijk klein bedevaartsoord, want steden als Aken, Rome en Santiago de Compostela ontvingen aanzienlijk meer reizigers binnen hun muren. Santiago spande wel de kroon met elk jaar tussen de tweehonderdduizend en vijfhonderdduizend pelgrims.Ga naar voetnoot3 Mannen en vrouwen, oud en jong, rijk en arm, gezond en ziek: allemaal waren het zoekers naar geestelijke of lichamelijke gezondheid. Zoekers die in opdracht of vrijwillig, individueel of groepsgewijs de weg naar de genade bewandelden. Het hoogst aangeschreven stond Jeruzalem, waar de pelgrim in de voetsporen van Christus kon wandelen en de heilsgeschiedenis als het ware tastbaar opnieuw kon beleven. Alleen al door bij Jaffa aan wal te gaan, verkeerde men reeds - naar beweerd werd - in staat van genade. Daarna kon de pelgrim op allerlei heilige plaatsen in Palestina nog verscheidene volledige aflaten a poena et a culpa ontvangen, waarmee hij of zij geheel werd vrijgesteld van schuld en boete.Ga naar voetnoot4 Maar men moest er wel veel voor over hebben. Nog afgezien van de niet ongevaarlijke overtocht van de Alpen en de kans op beroving onderweg naar VenetiëGa naar voetnoot5 was het vooral de gevaarlijke zeereis van Venetië naar Jaffa die reizigers kwalijk opbrak. Sommigen stierven onderweg en kregen het zeemansgraf.Ga naar voetnoot6 Anderen, zoals Maria van Rijssel, wisten in leven te blijven tot bij aankomst, maar moesten op het strand van Jaffa begraven worden.Ga naar voetnoot7 Weer anderen leden schipbreuk, werden weliswaar gered maar moesten daarna jaren in Turkse gevangenschap doorbrengen.Ga naar voetnoot8 Geen wonder dus dat Palestina ook wel pessima terra, mortis ianua (‘bar slecht land, poort van de dood’) werd genoemd. Geen wonder ook dat de Nederlandse uitdrukkingen naar Jaffa gaan en in Jaffa liggen onder meer betekenen: ‘gaan sterven’ en ‘dood zijn’.Ga naar voetnoot9 Toch hebben velen dit Jeruzalem-avontuur ondernomen. Allerlei individuele reizigers, maar ook kleine of grote gezelschappen (soms van honderden personen) gingen scheep en wilden al het komende ongemak trotseren om hun zielenheil veilig te stellen en daarmee anderen tot lering te strekken. Nogal wat pelgrims hebben hun belevenissen te boek gesteld, maar uit de Nederlanden is in de periode 1437 - 1664 van slechts 70 à 75 pelgrimages het verslag bewaard gebleven; 45 à 50 daarvan zijn in het Nederlands geschreven.Ga naar voetnoot10 Eén van die verslagen is het reisverhaal - eigenlijk meer een reisdagboek - van de Delftse bierbrouwer Hugo van Ryck, die in op 10 mei 1561 met zijn zoon Cornelis uit Delft naar Jeruzalem vertrok en op 26 maart 1562 in zijn vaderstad terugkeerde.Ga naar voetnoot11 Hun reisverslag is in meer dan een opzicht merkwaardig te noemen. Inhoudelijk is het van weinig devotie getuigend en, tot Venetië althans, tamelijk banaal door zijn welhaast exclusieve aandacht voor eten, drinken en slapen. Maar aan dit laatste aspect danken we wel een nauwkeurige opgave van alle pleisterplaatsen tussen Delft en Venetië, een uniek gegeven omdat andere reizigers dat hele traject veelal in één alinea, soms zelfs in één enkele zin afdoen. Het andere aspect, de geringe vroomheid van de reizigers is niet minder opvallend, maar is alleszins verklaarbaar, zoals zal blijken aan het eind van deze studie. Maar ook omwille van enkele zeer bijzondere taalkenmerken is dit reisverhaal opmerkelijk. Door immers die uiterlijke kenmerken nauwgezet te analyseren en te duiden zal het mogelijk blijken de tijd waarin Van Rycks verslag te boek is gesteld en de geschiedenis van dat handschrift in de daarop volgende zestig jaar nader te bepalen. Wanneer men vervolgens de analyse doorvoert tot op woordniveau (en zelfs eenmaal tot op letterniveau) zullen allerlei details als puzzelstukken perfect bij elkaar passen en elkaar blijken aan te vullen waardoor de vermoedelijke maar onvermoede waarheid over de schrijver(s), de kopiist(en) en de successieve eigenaar(s) aan het licht komt. Op die wijze kan men van de eerste zestig jaar de geschiedenis van dit manuscript volgen, maar over de periode daarna - tot circa 1870 - is niets bekend. Omstreeks die tijd heeft de toenmalige bezitter van het handschrift een soort moderne vertaling daarin bijgeschreven. Kort daarna is het aangeboden aan het stadsarchief van Delft, dat echter uit geldgebrek moest afzien van de aankoop.Ga naar voetnoot12 In 1889 is dit manuscript door het Algemeen Rijksarchief aangekocht en in 1951 ten slotte door ruil in het bezit gekomen van de KB Den Haag. | |
Algemene beschrijving van het handschrift Den Haag, Koninklijke Bibliotheek, 75 A2-3.Perkamenten kaft, oorspronkelijk voorzien van sluitbanden. Papier 13 × 18,5 cm; 88 genummerde bladzijden; 15 à 20 regels per bladzijde. Circa. 13.000 woorden. Er is een moderne paginering in Arabische cijfers én een oorspronkelijke foliëring in Romeinse cijfers. In deze laatste paginanummering is folio 55 per abuis tweemaal genoteerd. Om die reden is in deze transcriptie de moderne paginering aangehouden.
Incipit [2a]: Den Xen mey anno 1561 Ben ick Explicit [82b]: ...ende syn voorts gecomen Op bladzijde 1a zijn de volgende mededelingen genoteerd. Zie afbeelding 1: Bladzijde 1a van Hs. Den Haag, Koninklijke Bibliotheek, 75 A2-3 (17e eeuw). Afmetingen 18,5 x 13 cm. Eigen foto.
Bovenaan de bladzijde staat: Dit boeckgen hoort toe / Aan hugensz van Ryck / wonende tot delft ande / voorstraet In het woord Aan zijn met roodbruine inkt vooraan door de letter A, die grotendeels is geradeerd, de letters Cl geschreven, en achteraan na de laatste letter n, die tot een e is gemaakt, een s geplaatst, zodat er staat: Dit boeckgen hoort toe / Claes hugensz van Ryck / wonende tot delft ande / voorstraet Hieronder staat in andere hand en met andere inkt: Ende nu Mr. Hugo Hugensz van Rijck / Desen 30e junij 1659. Onmiddellijk hieronder staat een grotendeels weggevaagde zin waarvan nog maar een enkel woord en twee woorddelen ontcijferd kunnen worden: Ende [....................] / Hug[..] Hug[..................] Daaronder is in de eerste hand geschreven: Die dit boeckgen vint eert verlore isGa naar voetnoot14 / die sal steruen eer hy syeck is Hieronder staat in derde hand: 1639 / Maria Huijgen / van Ryck. Deze naam is onderlijnd door een streep met ervóór een soort misvormde 3 zodat het geheel lijkt op een liggende, verbogen en gebroken drietand. Daarachter de datum vij / 12 genoteerd. Op de laatste bladzijde [82b] staat onder de laatste drie regels van de tekst, met dezelfde in kleur afwijkende inkt als die uit 1659: finis huius libri. Zie Afbeelding 2. Bladzijde 82b van Hs. Den Haag, Koninklijke Bibliotheek, 75 A2-3 (17e eeuw). Afmetingen 18,5 x 13 cm. Eigen foto.
Bladzijde 82b telt aldus maar vier regels. De rest van de pagina is niet beschreven, evenmin als de daaropvolgende zeven bladzijden (genummerd tot 88). Bladzijde 84a vertoont evenwel een krabbel, een soort penneproef, opnieuw met dezelfde in kleur afwijkende inkt. Zie afbeelding 3. Bladzijde 84a van Hs. Den Haag, Koninklijke Bibliotheek, 75 A2-3 (17e eeuw). Afmetingen 18,5 x 13 cm. Eigen foto.
Bladzijde 43a is slechts voor de helft beschreven; bladzijde 80a maar voor drievierden. Dit reisverhaal is geschreven in één handschrift, met uitzondering van de laatste vijf regels op bladzijde 55a, de hele pagina 55b en de eerste anderhalve regel van bladzijde 56a, alwaar in een ander handschrift is gewerkt. In beide gevallen is sprake van een gotisch lettertype. In de bovenvermelde korte passage (blz. 55a-56a) maakt het handschrift een opmerkelijk ongeoefende indruk. Zie afbeelding 4, 5 en 6. Bladzijden 54b en 55a van Hs. Den Haag, Koninklijke Bibliotheek, 75 A2-3 (17e eeuw). Afmetingen 18,5 x 13 cm. Eigen foto.
Bladzijden 54b en 55a van Hs. Den Haag, Koninklijke Bibliotheek, 75 A2-3 (17e eeuw). Afmetingen 18,5 x 13 cm. Eigen foto.
Bladzijde 56a van Hs. Den Haag, Koninklijke Bibliotheek, 75 A2-3 (17e eeuw). Afmetingen 18,5 x 13 cm. Eigen foto.
Tussen 1866/70 en 1875/80 - zoals blijkt uit de gehanteerde spellingGa naar voetnoot15 - heeft iemand vanaf de eerste regel van bladzijde 2a (het incipit) tot en met de eerste regel van bladzijde 31a gepoogd een moderne vertaling in de marges van de bladzijden te realiseren. Zie afbeelding 7, 8, 9 en 10. Bladzijde 2a van Hs. Den Haag, Koninklijke Bibliotheek, 75 A2-3 (17e eeuw). Afmetingen 18,5 x 13 cm. Eigen foto.
Bladzijde 9b van Hs. Den Haag, Koninklijke Bibliotheek, 75 A2-3 (17e eeuw). Afmetingen 18,5 x 13 cm. Eigen foto.
Bladzijde 11b van Hs. Den Haag, Koninklijke Bibliotheek, 75 A2-3 (17e eeuw). Afmetingen 18,5 x 13 cm. Eigen foto.
Bladzijde 30b van Hs. Den Haag, Koninklijke Bibliotheek, 75 A2-3 (17e eeuw). Afmetingen 18,5 x 13 cm. Eigen foto.
|
|