Nieuw liedboek genaemt den vrolyken speelwagen
(ca. 1720)–Jacobus de Ruyter– AuteursrechtvrijStemme: Hoe ligh ick hier in dees ellenden.
De Ziele spreeckt.
WErelt, ghy doet mijn lichaem dolen,
En den Duyvel met sijn ghewelt,
Die heeft hem sijn jonck hert gestolen
Het vlees dat maeckt hem gheel ontstelt
Dry vyanden die my bestrijden,
Brengen mijn arme Ziel in 't lijden.
Het Lichaem. O Ziel! wat wilt gy daerom klage
Ick leve naer mijn hert en lust,
'k Ben noch in fleur van mijne daghen,
Ick bid u laet my doch met rust,
'k Wil nu met vreughden domineeren,
Als ick oudt ben 'k sal my bekeeren
De Ziele. Lichaem, en steunt niet op u krachten,
Noch op uw jonge leven vroom
Wilt de werelt en vleesch verachten,
| |
[pagina 59]
| |
Vw' leven is maer als een droom
Daerom ghedenckt dog op u sterven
Wilt ghy het Hemelrijck verwerven.
Het Lichaem. O Ziel ick leve naer de werelt,
Ick ben soo rijck van gelt en goet
Met sijn gesteenten heel beperelt
Het vleesch ick oock hanteren moet
Dat doet mijn sterf dagh heel vergeten
Als ick ben in den wijn gheseten.
De Ziele. Lichaem kan soo daerom niet treuren,
Mocht ick sterven ghelijck als ghy
Maer eylaes ick moet eens seer besueren
Vw' onkuysheyt en brassery
Voor Godts rechtveerdigh Oordeel beven
En strenghe rekeninghe gheven.
Het Lichaem. O Ziele komt gy dus te sorgen,
Stelt u gherust daer is gheen noodt
'k Hoop Godt my langhen tijdt sal borghen
'k En heb gheen vreese voor de doodt
Want ick ben maer dertigh jaeren.
Godt sal my langhen tijdt noch spaeren.
De Ziele. Ach Lichaem wilt my excuseren
Want ghy niet een ure seker en zijt
Sa ras, wilt u tot Godt bekeeren
Want t'is maer eenen korten tijdt
Men siet het daghelijcks gheschieden.
Sterven meer jonck als oude lieden
Het Lichaem O Ziel! weet ghy dat van te voren
Ghy meught wel sorghen voor ons twee
Of anders zijn wij beyd' verloren
Als wy lied' van malkander scheen
Ick wil nu afstant doen van sonden,
Die u mijn arme Ziel, doorwonden.
De Ziele. Ach lichaem! wilt doch voor my sorgen,
En van uw' sonden af stant doet
Misschien en hebt ghy gheenen morghen
Daerom valt uwen Godt te voet
| |
[pagina 60]
| |
Ghy hebt noch tijdt om troost te verwerven
Maer is te laet ghy moet sterven.
Het Lichaem. Hoe kan ick op de doodt kist dencken
De wereldt thoont my vrolijckheyt,
Soo moet ick mijn jonck leven krencken,
Natuere die is tot 't vlees bereyt,
'k En weet nu niet wat gaen beginnen,
Ick doot in mijn verstant, en sinnen.
De Ziele. Lichaem wilt niet de werelt spotten,
Veracht haer prachten en cieraet,
Vw' vleesch moet in de aerde rotten,
Daerom uw' voose sonden laet,
Denckt naer de doodt hoe dat de wormen,
Vw' vleesch en bloedt sullen bestormen
Het Lichaem. Sult gy hier namaels moeten lijden,
Als ick eens moet vergaen in slijck,
'k Stel de wereldt en 't vleesch ter zijden,
'k Trachte naer Godt en 't Hemelrijck,
'k Wil my tot de deught begeven,
Godt sal u jonnen 't eeuwigh leven.
|
|