Liedtboeck ghenaemt de ledige uren van Jacobus de Ruyter, clerck van de weeserije der stede ende casselrije van Veurne
(1722)–Jacobus de Ruyter– Auteursrechtvrij
[pagina 102]
| |
Stem: Van de Militie van Iperen.Dronckaerts wilt my by staen,
Jck voel dat ick moet sterven,
Brengh hier een Backxken aen,
Laet my een dronck verwerven,
Komt my ter baet,
Hier in mijn lesten ent,
Eer dat het is te laete,
Hoort nae mijn Testament.
Eerst als ick doodt sal zijn,
Ghy moet my schoon begraeven,
By een vat Brandewijn,
Dat ick mijn keel kan laev[en]
Onder een gote,
Als ick sal hebben dorst,
't Kan loopen in mijn tote,
Laeven mijn keel en borst.
Ghy moet rondts-om het lijck,
Spannen veel Wijngaert rancken,
Bouteillien insghelijck,
Met veelderhande drancken,
Om noch eens te drincken,
Als het my lusten sal
Wilt op mijn Ziele dincken,
Mijn drincke-broeders al.
Met sessen naer het graf,
Soo moet ick zijn ghedrage[n]
't Gheen ick belaste straf,
Eenen bier-voerders wage[n]
Lonten en Pijpen,
Veel ghekorven Toeback,
Jeder sal moghen grijpen,
Uyt desen grooten sack.
Eer dat ick sterven moet,
dronckaerts 'k moet u beloon[en]
Drinckt wijn in overvloedt,
Mijn jonste wil ick toonen,
De Brouwers gasten,
Moeten dry daghen lanck
Drincken om hun te basten,
Neemt dit van my in dan[ck.]
Toeback verkoopers hier,
Die moet ick oock wat gheven,
Dry tonnen wijn en bier,
Om vroeyelijck te leven
En aen de Weerden,
Gheef ick voor eenen loon
Een waghen met twee peerden,
Vol wijn en bier seer schoon.
Schenckers van Brandewijn,
Daer ick placht mee te verkeeren,
Geef ick twee vaten wijn,
Om hun te diverteren,
En aen de Kuypers,
Een groot stuck wijn en bier,
| |
[pagina 103]
| |
Want dat zijn goede suypers,
Drincke-broeders uyt den swier.
Bier-voerders van de Stadt,
Voor Testament ick jonne,
U elck een schoon Wijn-vat,
Van 't besten Bier vier tonnen,
Om eens te singhen,
Mijn uytvaert en mijn doodt
Wilt het malkanderen bringhen,
Ghy dronckaerts kleen en groot.
Ghy dronckaerts allegaer,
Wilt noyt gheen ghelt bewaeren,
Volght my in 't suypen naer,
'k En wist oock noyt spaeren,
Maer wilt staegh drincken,
U sat in volle feest,
Wilt noch een backxjen schincken,
Daer med' gheeft ick mijnen gheest.
|
|