mingen zullen steeds Nederlandser worden in taal en opvattingen, bewuster van hun staatkundige sterkte en economische mogelijkheden.
De oude stelregel - eerst Vlaming zijn en dan Belgisch staatsburger - zal niet zo spoedig verzwakken. Hij betekent echter niet dat België niet te waarderen zou zijn. De tijd dat de staat vooral negatief functioneerde voor de Vlamingen, is nagenoeg voorbij. De machine kan nog wel afwijkingen vertonen, maar onze gemeenschap beschikt over middelen om bij te sturen.
De taak is nu, die staat aan te passen aan de bewustwording van de Vlamingen en van de franstalige gemeenschap. Het is een delicate operatie, want een centraliserende staat hervormen tot een federatie, is moeilijker dan kleine autonome gemeenschappen naar elkaar toebrengen. In een eerste fase moet worden uiteengehaald, wat te dicht verstrengeld zat, en daarna moeten de gescheiden elementen opnieuw en op een harmonischer wijze worden verzoend. De operatie zal maar slagen, wanneer iedereen de filosofie ervan onderschrijft.
De Vlamingen lijken, hoe dan ook, vast besloten de Belgische staat te valoriseren en te verstevigen. Nu zij volwaardige staatsburgers zijn, aanvaarden zij hierover, onbevangen en zelfverzekerd, de dialoog met de Waalse landgenoten. Het veronderstelt ook een regeling voor Brussel en zijn hoofdstedelijke functies.
Blijft in die ontwikkeling nog ruimte over voor een toenadering tot het koninkrijk der Nederlanden, die verder reikt dan het culturele domein? Komt het in de eenentwintigste eeuw misschien tot de vereniging die in de zestiende en de negentiende eeuw niet tot bloei kon rijpen? Het is niet verboden in die richting te denken of te dromen. Maar vooralsnog lijkt het wijzer, rekening te houden met het heden, met de verschillen tussen de twee staten, met de vele mogelijkheden om verder in de Benelux te werken en