Werken. Deel 4. Dat rike der ghelieven. Vanden vier becoringhen. Vanden seven sloten. Van seven trappen
(1861)–Jan van Ruusbroec– Auteursrechtvrij
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 96]
| |
Vanden sevenden slote. C. XVI.1Hier na volcht dat sevende slot, dat onhoechtGa naar voetnoot(1) alle slote, 2ende dat is boven alle werke ene ghestilde raste in ledicheiden, 3en̄, boven al heilich leven en̄ oefeninghe van doechden, 4eenvoldighe salicheit, en̄ boven hongher en̄ dorst, minne en̄ 5lost te Gode, ewighe satheitGa naar voetnoot(2). Binnen ‧vj‧ daghe maecte onse 6Here hemel en̄ erde, inghele en̄ menschen, en̄ ordinierde en̄ 7cierde alle dinc; en̄ op den ‧vij‧ dach raste hi van allen. Ses 8daghe selen wi werken; den sevenden dach moeten wi rasten 9en̄ vieren. Die seste tijt van beghinne der werelt die is nuGa naar voetnoot(3). 10Hebben wi dan wel ghewracht alse wi sterven, so beghint de 11tijt ewigher rasten. |
|