Werken. Deel 4. Dat rike der ghelieven. Vanden vier becoringhen. Vanden seven sloten. Van seven trappen
(1861)–Jan van Ruusbroec– Auteursrechtvrij
Regelnummers proza verbergen
| |
Vanden derden slote. C XII.19Hier na volcht onse derde slot, dat altoes open en̄ bereet is 20alle menschen te onfane, dies begheren; want dit slot en is 21anders niet dan gracie ende liefde ons Heren Jhesu Christi. 22En̄ dit slot en mach men niet vercrighen noch besitten, dan 23met gheheelre wederliefden. En̄ hier omme moeten wi scoren 24alle bande, en̄ doerbreken alle stricke, en̄ overliden alle 25dincGa naar voetnoot(4), en̄ verdriven commer, sorghe en̄ onlede van her- | |
[pagina 90]
| |
1tenGa naar voetnoot(1), en̄ alle ongheordende liefde. Ende alsoe ontcleden wi 2ons, en̄ doen ute den ouden mensce met sinen werken, en̄ 3doen ane den nuwen, dat is Jhesus Christus. Hi cledet ons 4mit hem selven en̄ met sinen levene, met sijnre gracien en̄ 5met sijnre liefden. En̄ alse hi ons aldus ghecleet heeft in sijn 6abijt met loste en̄ met liefdenGa naar voetnoot(2), soe leven wi in hem en̄ hi in 7ons. En̄ dit is onse derde slot, daer onse begheerte mede gheciert 8is in hare alre hoechsteGa naar voetnoot(3). Want dat ghebot ons Heren 9leert ons dat wi minnen selen uut al onser herten, uut al onser 10sielen en̄ ute al onser begheerliker crachtGa naar voetnoot(4). En̄ alse lief met 11lieve verenicht in een slot der liefden, daer is die liefde 12volbracht. |
|