Werken. Deel 4. Dat rike der ghelieven. Vanden vier becoringhen. Vanden seven sloten. Van seven trappen
(1861)–Jan van Ruusbroec– Auteursrechtvrij
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 64]
| |
Hoe Christus ghedient hevet. C. I.1Lieve Suster, ghi sult merken dat Christus die Gods Sone 2hem selven oetmoedichde en̄ vernieute, ende nam ane eens 3knechs forme, omme dat hi ons dienen woude. En̄ hi was 4sachtmoedich, en̄ goedertieren, ende ghehoirsam tote der 5doot sinen hemelschen Vader, omme onsen wille. En̄ hi 6was, in midden sine discipule, alse die dient. Ende hi 7sprac selve dat hi comen ware, niet omme datmen hem 8dienen soude, mer omme dat hi dienen soudeGa naar voetnoot(1). En̄ hier 9omme is hi verhaven na der menscheitGa naar voetnoot(2), ende God heeft 10hem ghegheven enen name boven alle namen, alsoe Sinte 11Pauwels sprect, dat, inden name Jhesu, boeghen hare knien 12hemelsche, en̄ ertsche en̄ helscheGa naar voetnoot(3). Ende hier omme, ofteGa naar voetnoot(4) 13die ewighe wijsheit Gods vercoes armen, knechten en̄ sondaren 14te dienene, soe moechdi gherne dienen en̄ ghehoirsam 15sijn Gode en̄ uwen oversten. En̄ en acht niet groet dat ghi 16dient; mer ghi selt groet achten dat God ghewerdicht dat 17ghi hem dienen moechtGa naar voetnoot(5). Want al waerdi des keysers 18dochter van Rome, en̄ vrouwe van al der werelt; en̄ begaeſdi 19al dat, en̄ wortGa naar voetnoot(6) ene arme deerne, en̄ dienetGa naar voetnoot(7) Christo in sinen 20leden: soe mochti u wel verbliden, want u ware groet goet 21en̄ grote ere ghesciet. Want die meeste ere, en̄ die hoechste 22edelheit die in die werelt is, dat es Gode dienen, bekende | |
[pagina 65]
| |
1wijt waleGa naar voetnoot(1). Want Gode wiselie dienen, dat is een ewich 2conincrike besitten, en̄ regeren. Ende al is dat rike nu in ons 3verborghen, het sal hem vertonen na dit leven alse Christus 4spreken sal: ‘Goet knecht ende ghetrouwe, ganc in die 5bliscap dijns herenGa naar voetnoot(2).’ 6En̄ hier omme, alle die ghene die heeren en̄ vrouwen willen 7sijn, ende niemene dienen, maer datmen hem diene: 8die en behoren ten rike Gods niet. Want die paeus van Romen 9scrijft hem knecht der knechten Gods: ende alsoe 10moet hi hem ghevoelen, in gheesteliken dienste, en̄ inden 11orbore der heyligher kerstenheit, sal hi Christus navolghere 12sijn en̄ met hem regneren. 13Ghi wet oec wel dat sinte Franciscus, uwe gheestelike 14Vader, Christumme na volchde en̄ der EvangelienGa naar voetnoot(3), met 15woerden en̄ met werken. En̄ hi vercoes armoede, versmaetheit 16en̄ ghehoirsamheit, een dienstknecht te sine alle der 17werelt hadde hijt vermoghenGa naar voetnoot(4). Hi was in midden sine 18broedereGa naar voetnoot(5) oetmoedich, ende ghehoirsam, en̄ die minste 19onder hem allen; en̄ dese regule en̄ dit exempel heeft hi u 20gelaten hem na te volgene. Ende hier omme heten u overste 21prelate ministri, dat sijn dienaren, omme dat si dienen 22soudenGa naar voetnoot(6) alle die ordine dore, lijflic ende gheestelic, dat is 23met arbeide, met leringhen, met correctien en̄ met heylighen 24levene. De regule houtmen nader gheloesen, niet naden | |
[pagina 66]
| |
1texte, alse men dede int beghinGa naar voetnoot(1). Armoede is heerlicheit, 2rijcheit en̄ verweentheit worden, also verre alse ment vercrighen 3machGa naar voetnoot(2). Metten woerden prijstmen armoede, maer 4die werken en volghen niet. Penitencie ende arbeit is sere 5vertraechtGa naar voetnoot(3), want de broedere achten hem crane, en̄ soeken 6solaes en̄ gheriefGa naar voetnoot(4). Leringhe is subtylheit worden, questie, 7ende nuwe vondenGa naar voetnoot(5), daer die ere Gods noch vrucht der 8sielen lettel, ofte niet ane gheleecht. De correctie es sere 9ghesaechtGa naar voetnoot(6), want minne ende vrese sijn vertraecht. Men 10corrigeert meer omme die ſame, dan omme die ere Gods ofte 11omme der sielen salicheit. Ende aldus es heylich leven sere 12verdonkert en̄ vergaen in alle ordinen, en̄ in allen state van 13religien. En̄ hier omme, lieve Suster, wildi sijn ene levende 14dochter Gods, en̄ ghemint van onsen Here Jhesu Christo, 15soe moeti sinen exemple volghen en̄ sijnre leren, en̄ den 16heylighen, die hier voirmaels leeſden inden beghinne der 17heyligher Kerken, die regelen en̄ oerdinen stichtenGa naar voetnoot(7) met 18woerden en̄ met werken, met eersamen seden en̄ met heyligher 19oefeninghen, van buten en̄ van binnen, vore Gode en̄ 20vore die werelt. En̄ des moeti aldus beghinnenGa naar voetnoot(8). |
|