Hoofdstuk XXXIX
Hoe de derde rivier den wil bevestigt in alle volmaaktheid
DOOR middel van deze vreugde en de volheid der genade en de goddelijke trouw ontspringt en vloeit de derde rivier in deze zelfde eenheid des geestes. Deze rivier ontvonkt den wil gelijk een vuur, en verslindt en verteert alle dingen in eenheid, en overvloeit en doorvloeit al de krachten der ziel met rijke gaven en met bizondere edelheid; en zij maakt in den wil eene subtiele geestelijke min zonder arbeid.
Nu spreekt Christus inwendig in den geest door middel van deze brandende rivier: ‘Gaat uit met oefeningen naar de wijze van deze gave en van deze komst.’ Door middel van de eerste rivier, dat is een enkelvoudig licht, is het geheugen verheven boven zinnelijke invallen en gezet en bevestigd in eenheid des geestes. Door middel van de tweede rivier, dat is ingestorte klaarheid, zijn verstand en rede verlicht om te kennen allerhande wijzen van deugden en oefeningen en den geheimen zin der schriftuur met de onderscheidingen. Door middel van de derde rivier, dat is eene ingeblazen hitte, is de hooge wil ontvonkt in stille minne en begaafd met grooten rijkdom. Aldus is deze mensch een geestelijk verlichte mensch geworden, want de gratie Gods woont als een bron in de eenheid des geestes; en de rivieren maken in de krachten een uitvloeien met alle deugden. En de bron der genaden eischt altoos een terugvloeien in denzelfden grond, waaruit dat vloeien komt.