Hoofdstuk VIII
De eerste van de drie komsten heeft vier manieren, en de eerste sticht innerlijkheid
DE eerste komst van Christus in de oefeningen van verlangen, dat is, zooals gezegd is een innerlijk gevoelig drijven des heiligen Geestes, die ons ontvonkt en drijft tot alle deugden. Deze komst willen wij vergelijken met den glans en de kracht der zon, die in een oogenblik, van waar zij opgaat, verlicht en doorschijnt en verwarmt de geheele wereld. Zoo ook straalt en schijnt Christus, de eeuwige zon, die woont in het hoogste gedeelte van den geest, en die verlicht en ontvonkt het laagste deel des menschen, dat is het lichamelijke hart, en de krachten des gevoels; en dit geschiedt in een korteren tijd, dan in een oogenblik. Want Gods werk is snel, maar wien dit zal gebeuren, die moet innerlijk ziende zijn met de oogen des verstands.
De zon die schijnt in hooggelegen land in het midden der wereld tegen het gebergte aan; zij maakt daar vroeger zomer en vele goede vruchten en sterken wijn, en het land vol vreugden. Diezelfde zon geeft haren schijn in het lage land op het einde des aardrijks. Dat landschap is kouder, en de kracht van de hitte is minder; nochtans brengt zij daar vele goede vruchten voort, maar men vindt daar luttel wijn.
De menschen, die wonen in het laagste deel van hunzelven, bij de uiterlijke zinnen, en toch met de goede meening in de zedelijke deugden, met uiterlijke oefeningen, en in staat van genade, zij brengen voort