Hoofdstuk IX
Van Christus' houding bij het laatste oordeel
DE wijze van handelen, die Christus, onze Bruidegom en onze rechter volgt in dit oordeel, dat is beloonen en straffen naar gerechtigheid, want Hij geeft aan elk naar zijne verdiensten. Hij geeft aan de goede menschen om elk goed werk, dat in Gode gedragen is een ongemeten loon, dat Hij zelf is, dat geen schepsel verdienen kan. Maar omdat Hij bij dat werk medewerkt in het schepsel, zoo verdient het schepsel door Zijne kracht Hem zelven tot loon. En met behoorlijke gerechtigheid geeft Hij den verdoemden eeuwig wee en eeuwige pijnen; want zij hebben versmaad en verworpen een eeuwig goed om een vergankelijk goed. En zij hebben zich vrijelijk afgekeerd van God tegen zijn eer en tegen zijn wil, en hebben zich toegekeerd naar de schepselen. En zij worden met rechtvaardigheid verdoemd.
Die het getuigenis dragen ten oordeele, dat zijn de engelen en het geweten des menschen. En de tegenpartij, dat is de vijand uit de hel; en de rechter, dat is Christus, dien niemand bedriegen kan.