Sonnetten(1921)–Felix Rutten– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 69] [p. 69] [De zon zonk koel in 't ruischend groen der zee] De zon zonk koel in 't ruischend groen der zee Van woud en loof, die de effen kim bezoomt. Luchtig gaan kleuters blij met vader mee, Wien de arbeid van den dag de schreén verloomt. Een vleermuis wiekt in kringen, onbeschroomd. Aan reien staat in garven 't graan gedwee. Het heeft zijn gouden droomen uitgedroomd.... En sterlicht wijdt den schoonen avondvree. Hoe stemt nu alles saam tot één akkoord Van plechtig-wijde, wonderbare rust, - Ieder beweeg tot strakke lijn gesust, En alle kleur tot zachtste tint bekoord: Alles met teerheid stil te slaap gekust.... Slechts ik drijf op mijn eeuwige onrust voort. Vorige Volgende