Sonnetten(1921)–Felix Rutten– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 20] [p. 20] [Buig u te mij waart. Ach, de Goden ook] Buig u te mij waart. Ach, de Goden ook Neigen de omwolkte kruinen in meewaren Naar 't klagen en de stem der offeraren, Bij 't plengen van den geur in de altaar-rook. Zoo laat uw lach uw aangezicht verklaren En weiger niet wat in uw licht ontlook: Den bloei van zangen dien mijn ziel ontplook, Gebrandschat door uw blik en droomend staren. Mijn lied, o lief, is een smaragden schaal, Vol van de vruchten van mijn armen geest. Gunt gij tot loon den zanger goed onthaal, Het zingen zelf reeds was een wonder feest. Doch zong een God uw lof in godentaal, Het ware uw Schoonheid nooit te schoon geweest. Vorige Volgende