Eerste verzen(1905)–Felix Rutten– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 153] [p. 153] VII. Reikhalzend-rijzend-recht naar 't blauw gericht Staan ranke slanke lelies, blank als melk, Begeerig met wijd-open zilvren kelk Slurpend den gouden wijn van 't morgenlicht. Gij, Lief, daar in hun midden pralend.... Welk Mystiek visioen blinkt voor mijn blij gezicht! - U streelt des milden middags minnedicht; De bloemen neigen naar u 't kopjen elk. Pluk mij geen lelie, Lief. - Laat elk gebaar, Laat me enkel zwijgend zóó uw pracht genieten. - Mij is 't of 'k reeds in 't land der Englen waar'. Wat nood, als me al de menschen ook verstieten, Mijn Heilge, lelieblank en zonneklaar, Als ze mij in stilte u maar aanschouwen lieten! Vorige Volgende