Eerste verzen(1905)–Felix Rutten– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 151] [p. 151] V. Gij zijt mijn schoone zomerroode heide Waarover vlammen van verrukking slaan En purpergloed van passielijk verblijden En klare schijn van schoonen levenswaan; Waarheen om honig al mijn bijen gaan En al mijn lammeren ter blijde weide; Waar zich mijn droomen 't zachtste leger spreiden En dichtgetrest der weelde bloemen staan. Ik overschouwde uw schoone onmeetlijkheid Van 't hooge blauwen mijner zielsafzondering En al mijn stille glorie werd gedoofd, Tot ik mijn hooge hart en trotsche hoofd In bloedige aureolen van bewondering Aan uw rood hart ter ruste heb gevlijd. Vorige Volgende