Eerste verzen(1905)–Felix Rutten– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 112] [p. 112] Augustus. Een wijde stilt' van sprakeloos genoegen, Een roode vreugd ligt over 't heideland. Als waar' 't een weerschijn van den hemelwand Waar purpre wolken 't licht ter ruste droegen. De heide ontgloeide in purpren bloemen-brand Wanneer de velden vrucht en goudoogst vroegen... Daar verre trekken maaiers, moe van 't zwoegen, En blijde kindren huiswaarts hand in hand En zingend luid op hoog bevrachten wagen, Vol roode- en blauwgerokte meisjesvreugd; Trots zitten ze er hun kransen hoog te dragen. Over de heide schalt het lied der jeugd: Zij droomt, bij 't sterven van de zomerdagen, Nog jong en schoon, als géén meer 't bloeien heugt. Vorige Volgende