Eerste verzen(1905)–Felix Rutten– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 75] [p. 75] Meiwei. De Meiwei lijkt wel een mirakelland: Opeens ontgloeid in blonden bloemenbrand. En vreugdevlammen; 't donker grasfluweel Vol millioenen vonken, goud en geel, En zóóveel wit, dat 't al een blanke schijn Bedekt, als 't blanke manna de woestijn. Waar is, o Heer, nu 't uitverkoren volk, De wondren schouwend der genadewolk Die heeft deez' mannawitte weeldepracht Hier neergeregend in den stillen nacht? Waar is nu 't volk, dat om uw schoon verblijd, Met liefde U looft, en dankbaar benedijdt? - De morgenzon stolt diamant uit dauw, De leeuwrik draagt zijn jubel hoog in 't blauw; Ver sluimren zwijgend nog der menschen woôn; - En 'k sta alleen in al dit stralend schoon Der blonde, bloesemende Meiwarand'... O God, is dit niet mijn beloofde land? Vorige Volgende