Carel Weeber
Frank Martinus op het Radulphus College
Na ettelijke vruchteloze pogingen, en herhaalde verzoeken van Maritza Coomans-Eustatia, is het mij nog nauwelijks gelukt het beloofde artikel over Frank Martinus uit het taaie moeras van mijn geheugen te trekken. Jammer, omdat naar mijn overtuiging juist in de periode waarover ik zou kunnen schrijven de oorsprong, om niet te zeggen de bron, ligt van zijn schrijver- en dichterschap. Het betreft september 1950 tot juli 1955.
Frank en ik doorliepen gelijktijdig de HBS-b van het Radulphus College en wij waren bovendien van januari 1953 tot juli 1955 redaktielid van het schoolblad De Spectator. Als opvolger van Wim Verstappen werd Frank in juli 1953 benoemd tot hoofdredakteur. In die redaktie zaten onder andere ook Gilbert Wawoe en Adolfo Josepa. Wie nu die nummers van De Spectator doorneemt, ik heb ze gelukkig nog allemaal, merkt hoe groot de bijdrage van Frank is geweest. Ruim 50 artikelen en gedichten over gebeurtenissen op Radulphus, vaste rubrieken, kommentaren over zaken uit de grote mensenwereld en fantasieën. Hij was zowel met zijn eigen gevoelens als met de wereld om zich heen bezig. Het moet overigens tot een grote verdienste van de fraters worden gerekend dat dit schoolblad toen als een volwaardig, op glanzend papier gedrukt blad verschijnen kon. Het beschikken over een eigen drukkerij op Scherpenheuvel kan hiervoor geen voldoende verklaring zijn. Fraters hielden blijkbaar erg van tijdschriften en het was een belevenis als er een nieuw nummer uitkwam. Het werd altijd onmiddellijk in alle klassen uitgedeeld, zodat de les een uurtje werd platgelegd. Frank had altijd een schoolschrift bij zich waarin hij, naar hij zei, aan een boek bezig was. Maar niemand mocht het lezen. Hij was toen al bezeten van taal. Ik vermoed dat hij in dichtvorm dacht en zelfs wiskunde op rijm uitschreef.
Tijdens recente bezoeken aan Curaçao heb ik in urenlange nachtelijke strandgesprekken met Frank getracht te achterhalen wat hem in die tijd dreef. Op school heb ik mij daarin niet echt kunnen verdiepen, hij was schrijver, ik illustrator. Zo vulden wij elkaar in de redaktie aan, de taken waren verdeeld en zo is dat tot nu toe gebleven, hij ging over woorden, ik over dingen.
Op school waren wij vrienden, maar ik denk zonder dit helder te beseffen. Dat het buiten school soms anders lag behoorde toen tot normaal gedrag hetgeen samenhing met een algemeen aanvaard sociaal verschil. Ik