Drie Curaçaose schrijvers in veelvoud
(1991)–Henny Coomans, Maritza Coomans-Eustatia, Wim Rutgers– Auteursrechtelijk beschermdBoeli van Leeuwen, Tip Marugg, Frank Martinus Arion
[pagina 358]
| |
Pim Heuvel
| |
[pagina 359]
| |
Voorbeelden en rubriceringTip Marugg heeft drie romans geschreven. Weekendpelgrimage verscheen in 1957. In de straten van Tepalka in 1967 en De morgen loeit weer aan in 1988. In elk van zijn romans komen vele voorbeelden van zijn persoonlijk taalgebruik voor. In Weekendpelgrimage (verder aangeduid met W) op meer dan zestig plaatsen; in In de straten van Tepalka (verder aangeduid met S) op meer dan negentig plaatsen en in De morgen loeit weer aan, (verder aangeduid met M) op meer dan honderdtwintig plaatsen. Alle gevonden voorbeelden kunnen in het bestek van dit artikel niet behandeld worden. Wel heb ik getracht een zekere ordening aan te brengen en die heb ik met voorbeelden geïllustreerd. | |
a. ArchaïsmenTot archaïstisch taalgebruik reken ik woorden als: meeps (S 133, het cijfer geeft de bladzijde aanGa naar eind3), brasem (S 45), zwadderig (S 121), slabbaris (S 125), Uitlanders (M 16), duimkruid (M 25), malinger (M 79), dabber (M 88), mierse (M 135), sijfelen (M 110). Deze woorden staan wel in Van Dale, maar meestal niet in de minder officiële woordenboeken als Koenen en Kramer. Er staat in Van Dale vaak wel bij vermeld dat ze verouderd zijn of alleen nog in gewestelijke taal voorkomen. Meeps betekent bijvoorbeeld ziekelijk en als zodanig past het ook in de context: De Noor zag er meeps uit. Van brasem dacht ik eerst met een neologisme te maken te hebben. Het wordt namelijk gebruikt in de betekenis van jonge, nog niet verstandige mensen met branie, een nozem met branie leek me samengetrokken tot brasem. Voor alle zekerheid heb ik het woordenboek geraadpleegd en daar stond het gewoon in met de betekenis die door Tip Marugg gebruikt was, nl. onwijze jonge mensen. Het is, zoals gezegd, hier niet de plaats om alle archaïsmen te noemen, laat staan om ze van een uitleg te voorzien. Tip Marugg heeft ze dus in de juiste betekenis gebruikt. Het leek wel of de schrijver zijn romans met de dikke Van Dale opengeslagen had geschreven. Eveneens archaïstisch gebruikt zijn woorden als: ganse (W 7 e.a.), welke (W 40 e.a.), immermeer (S 158), somtijds (M 15). Ganse komt op plaatsen voor waar we nu gehele of hele zouden gebruiken. Het eigenaardige is dat de schrijver soms wel voor het woord gehele of hele kiest (W 10 e.a.). Deze verourderde woorden zijn volgens mij bewust gekozen. Het geeft op een spottende manier, ook bij andere schrijvers, een plechtige toon aan de tekst. Soms berust de keuze op welluidendheid. In: Was die kalk welke ons | |
[pagina 360]
| |
verried ... (W 73) klinkt ‘kalk welke’ mooier dan ‘kalk die’, vanwege de klankovereenkomst in kalk en welke; en ‘die kalk die’ klinkt niet mooi vanwege de herhaling van het woord ‘die’. | |
b. WoordverbindingenVeel woordverbindingen zijn of lijken neologismen. Ze staan niet in het woordenboek of de moderne lezer verwacht ze niet in het woordenboek. Zo staan uitgelezenen (W 12) en behoeding (W 44 e.a.) niet in het woordenboek, maar woorden als bewustheid (W 23 e.a.), respectabiliteit (W 99), ongescheidenheid (W 103), ontvluchting (W 106) en verschrikkelijkheid (W 137) wel. Het is niet zo dat we bij het lezen van deze woorden niet onmiddellijk begrijpen wat de schrijver bedoelt. Het gaat om de keuze van het woord. In plaats van respectabiliteit verwacht de lezer eerbied, een typisch voorbeeld van het idiolect van de schrijver. Hij vindt wellicht als Antilliaan het woord respectabiliteit zuiverder de betekenis van het bedoelde begrip weergeven dan het woord eerbied. Het woord verschrikkelijkheid klinkt voor de schrijver beter dan ellende dat noorderlingen liever gebruiken. De idiosyncrasie van Tip Marugg doet hem woorden gebruiken die andere taalgebruikers niet kennen. In de meeste gevallen kan hij zich op het woordenboek beroepen voor de taalkundige juistheid van zijn woordkeuze. Als dat niet zo is, heeft de schrijver een reden voor zijn eigenzinnige voorkeur. Naast bewustheid (W 23 e.a.) gebruikt de schrijver ook bewustzijn (W 35). Beide woorden staan in het woordenboek en geven een nuanceverschil aan. De schrijver maakt hiervan gebruik omdat hij zich zo zuiver mogelijk wil uitdrukken. Het lijkt of hij het woordenboek minutieus heeft geraadpleegd. Het woord ‘ontvluchting’ in de zin: ‘Droom je van een heerlijke ontvluchting naar een zonnig eiland?’ (W 106) heb ik opgenomen, omdat de schrijver hier een verschil in de betekenis van vluchten aanbrengt door niet het woord ‘vlucht’ te gebruiken, maar ‘ontvluchting’. Het gewone woord ‘vlucht’ zou in deze zin opgevat kunnen worden als vliegreis. In de context wordt het duidelijk dat de schrijver die vlucht niet bedoelt. Zijn idiosyncrasie dwingt hem ertoe naar het juiste woord te zoeken. Op de lezer komt het woord in eerste instantie als een archaïstische woordverbinding over. De echte neologismen liggen meer op het terrein van de woordverbindingen van twee bestaande woorden tot een nieuw woord, die het woordenboek onmogelijk allemaal kan opnemen. Zelfs in Van Dale hebben we niet gevonden: drinkgezel (W 67), drogtechniek (S 20), botjesetablissement (S 53), tongkijkersdomein (S 54), kokosnotenmentaliteit (M 16) en zielstuimel (M 44). | |
[pagina 361]
| |
Drogtechniek staat in de zin ‘En steeds maar, door middel van een vernuftige drogtechniek, het sprookje in je hart trachten te handhaven van het nieuwe leven dat nu wel niet lang meer op zich zal laten wachten.’ De klankwerking, de zinsmelodie, het metrum en de harmonieuze indeling in woordgroepen maken deze feitelijke droevige zin tot een juweeltje. Het woord zielstuimel is een neologisme voor een bepaalde gewaarwording, ‘een intense blijdschap’ zoiets als extase. Als zodanig kan het niet in het woordenboek staan, omdat het een nieuw begrip is dat de schrijver introduceert. Dit begrip wordt haarscherp met een nieuw woord weergegeven. Ook met de woordverbindingen is het oppassen geblazen. Een aantal woorden waarvan ik dacht dat het neologismen waren, staan namelijk wel in het woordenboek, zoals: drangredenen (W 135), kulkoek (S 55), aanloeien (M titel), mengelklomp (M 13), couragewater (M 13), en krijgstoerusting (M 13). Ook hier weer blijkt dat de schrijver zijn woordenboek kent, zijn taal beheerst. Een ander soort woordverbinding vormen de woorden die we gewend zijn los van elkaar te schrijven en die Tip Marugg aaneenschrijft. Bijvoorbeeld: altooszingende (W 170), altooswaaiende (W 167), menszijn (S 63), goedgeïntentioneerde (S 64); ik reken hiertoe ook woorden als koelzakelijke (W 96) en bedomptwarme (W 161). In feite zijn dit nieuwe woordvormingen, waarvan ik denk dat de schrijver zich ervan bedient om een bepaalde sfeer beter weer te geven. | |
c. Metaforisch woordgebruikTip Marugg laat zich bij zijn woordkeuze ook leiden door zijn taalgevoel, dat voorkeur vertoont voor poëtisch taalgebruik. In het woordenboek staan deze woorden wel, maar niet zoals Tip Marugg ze gebruikt. Er is een gebruiksverschuiving opgetreden. Hij hanteert dan een oorspronkelijke beeldspraak die bij veel schrijvers slechts in gedichten voorkomt. Hij laat de elite ... met elkanders echtgenoten prutsen ... (W 12). Sijpelen wordt overdrachtelijk gebruikt in ... de eenzaamheid uit je hoofd laten sijpelen ... (W 13). Wij gebruiken het woord ketsen voor biljartballen die elkaar hoorbaar raken. Tip Marugg heeft het over ... het knetteren van biljartballen ... (W 13). Verrassend is een zin als: ... Je moet die kinderwereld van je in duigen gooien ... (W 17). Er wordt intensiever mee uitgedrukt dat we de kinderwereld achter ons moeten laten dan dat de schrijver het gewoon gezegd had. Het woord incasseren krijgt meerwaarde in ... wat moet het voor iemand die aan slapeloosheid lijdt, ontzettend zijn om elk kwartier een klokslag te moeten incasseren ... (W 37), omdat klokslag wordt vergeleken met een harde klap. Zo'n woord is dan losgeweekt van zijn clichébetekenis. | |
[pagina 362]
| |
d. Poëtische welluidendheidSoms ontstaan door een ongebruikelijke woordkeus mooi klinkende zinnen. Een voorbeeld ... al het grondwater is opgezogen en de waterputten zijn zwarte droge wonden, waarin bij tijd en wijle een sterke windstoot somber loeit ... (W 43). Een ander voorbeeld ... Dan voel ik de reuk die Chandi met zich meedraagt. In de zware alcohollucht die van zijn kant van de tafel langzaam naar mij toekomt, in die warme, zware uitwaseming ontdek ik wat ik zoek en neem ik misschien een beetje bang, maar toch blij de ijle kilheid van de dood waar en haal diep adem ... (W 69). Wat opvalt is dat de reuk niet geroken wordt maar gevoeld. Dit verscherpt de gewaarwording. De doodsgeur wordt niet alleen geroken, maar met alle zintuigen waargenomen.Ga naar eind4 De zware a-klanken van de eerste helft van de zin (elf keer komt de -a voor) contrasteren met de lichte ij-klanken in de tweede helft. Deze tegenstelling wordt versterkt door het metrum in de zin: ... in die wárme, zwáre úítwaseming van de dood ... maar toch blíj de íjle kílheid van de dóód waar Bovendien geeft de inhoud van de zin de hoofdgedachte van het hele boek weer. Er zijn ook in de andere romans vele voorbeelden aan te wijzen van zulk plastisch taalgebruik. Veel zinnen lijken gebeeldhouwd, met zoveel zorg zijn ze opgebouwd. Het is een genot ze zachtjes te lezen. De term poëtisch proza is zeker van toepassing op het werk van Tip Marugg. Poëtisch wordt de woordkeuze ook door de vele alliteraties. Zo zijn er ... droomflarden die naar je toe dwarrelen (W 134), ... het verloren paradijs voor altijd verloren (W 136), ... zand en zee (W 163), moede melancholie (M 118), een gevoel van beduchtheid, als het bange beven van een vogel ... (T 13). | |
e. PapiamentismenVan andere aard is het voorkomen van papiamentismen. De invloed van de moedertaal op de vreemde taal kan tot foutief taalgebruik leiden. Dit verschijnsel kan ook idiolectisch bekeken worden en dan wordt de vraag naar de grens tussen goed en foutief taalgebruik ingewikkelder. Liever dan een oordeel uit te spreken, geef ik enkele voorbeelden: dat hij nooit vriendelijk met haar is (W 55); in het Papiamentu: amabel ku n'e, Ik was graag met haar (W 65) in het Papiamentu: Mi ta gusta ta serka dje, wiskey-soda's kosten tweemaal zo duur (W 116); in het Papiamentu: kosta karu, plooien, - waar rimpels worden bedoeld; in het Papiamentu: plooi (W 150), een vrouw met slecht haar (W 171) - waar kroeshaar wordt bedoeld; in het Pa- | |
[pagina 363]
| |
piamentu: mal kabei; insult (M 92) staat voor belediging, promeneren voor wandelen (M 116) en kuier voor wandeling (M 116). ‘Vriendelijk met haar’ staat in een merkwaardige zin: ‘Hij klaagt dan dat hij zo zielsveel van zijn moeder houdt, maar dat hij nooit vriendelijk met haar is.’ Zowel het woord ‘vriendelijk’ als ‘met’ doet vreemd aan. Je bent lief tegen je moeder of voor je moeder, maar niet vriendelijk met je moeder. Dat dit eigenzinnig taalgebruik niet op nonchalance berust, moge intussen duidelijk zijn. Een feit is dat veel mensen er over heen lezen, kennelijk wordt de sfeer door de woordkeuze goed weergegeven. Ook hier moet de lezer op zijn hoede zijn voor een woord of een zinsnede al te gauw als papiamentisme te zien. Het woord ‘oogtand’ (S 33) deed me denken aan ‘djente di wowo’, maar ook het woordenboek geeft oogtand als hoektand in het bovengebit. Of Tip Marugg zich verspreekt of met opzet een papiamentisme gebruikt, omdat hij het mooi vindt klinken, is niet gemakkelijk uit te maken. Er staat ook ergens ... Als 't klokje van Rome slaat, blijfde zo staan (S 35) hetgeen als een onvervalst brabantisme moet worden gezien. Uit de context blijkt duidelijk dat de schrijver het dialect aanwendt om te spotten. | |
SlotWe hebben uit de meer dan tweehonderd gevallen van opvallend taalgebruik een keuze gemaakt. Niets is gezegd over de voornaamwoordelijke aanduiding van de schrijver die niet altijd strookt met wat het taalgevoel van de Nederlander boven de rivieren voorschrijft. Ook hier denk ik aan idiosyncrasie en niet aan foutief taalgebruik. De vertrouwdheid met de Spaanse taal van Tip Marugg kan daar invloed op hebben. Het rode potlood van de schoolmeester is in zijn werk niet op zijn plaats. Zijn taalgevoel dwingt hem een bepaald woord of een bepaalde klank te gebruiken om tot een maximale uitdrukkingskracht te komen. Hij is een te integere taalgebruiker en is er de man niet naar om slordigheden te laten staan. Zoals hij ook niet het type schrijver is dat uit ijdelheid naar mooie woorden zoekt. Het gaat hem er niet om zijn taalkennis te etaleren, het is veeleer zijn liefde voor de taal die hem dwingt. En verschijnt geen boek of er staan drukfouten in. Oude drukfouten in Weekendpelgrimage zijn niet verbeterd in de volgende drukken. Dat is een kwestie waar de schrijver buiten staat. Hij kan zich er hoogstens aan ergeren. We hebben niet getracht voor alle vormen van eigenaardig taalgebruik een verklaring te vinden. We hebben slechts willen wijzen op de enorme woordrijkdom en het inventieve taalgevoel van Tip Marugg. Hij hanteert | |
[pagina 364]
| |
de Nederlandse taal als een volleerd meester. Dit is opmerkelijk, omdat hij in zijn dagelijkse leven overwegend Papiamentu spreekt en ver van de ‘beschaafde wereld’ woont. Als deze schrijver een Europese Nederlander was geweest, had hij het taalgoed van de gemiddelde Nederlander verrijkt met zijn vele en rijke taalvondsten. Dan zou in het alledaagse taalgebruik woorden van Tip Marugg gemeengoed zijn geworden. Het verhaal gaat dat Tip Marugg beweerd heeft dat de Nederlandse taal de mooiste taal is. Hoe het ook zij, in elk geval heeft deze Antilliaanse schrijver door zijn literaire werk aangetoond dat het Nederlands in handen van een taalvirtuoos een prachtige taal is. |
|