Drie Curaçaose schrijvers in veelvoud
(1991)–Henny Coomans, Maritza Coomans-Eustatia, Wim Rutgers– Auteursrechtelijk beschermdBoeli van Leeuwen, Tip Marugg, Frank Martinus Arion
[pagina 141]
| |||||||
Maritza Coomans-Eustatia
| |||||||
ZonsondergangEen eilandbewoner is vaak in de gelukkige omstandigheid geboeid te raken door het dagelijks terugkerende schouwspel van een indrukwekkende zonsondergang. Jarenlang was het mijn grootste genoegen de avondzon te groeten bij haar afscheid, en de schilderachtige taferelen aan het hemellandschap te ervaren. Voor velen is dit het mooiste uur van de dag, als aan de verre horizon de terugwijkende zon met haar stralenkrans het eiland in een innige omhelzing in de armen sluit. Met blijdschap beseffen we dan dat de avondschemering niet slechts het einde van de dag aankondigt, maar tevens de voorbode is voor een nieuwe dageraad. Zo houdt het licht dat het avondrood uitstraalt een onuitputtelijke belofte in, die onze verbeelding prikkelt en ons verlangen uitdaagt het onbekende te verkennen. Het verhaal van de zon en haar planetenfamilie heeft generaties van geleerden in de ban gehouden, en zowel schrijvers als lezers geboeid. Voor ons mensen van deze eeuw is het planetenstelsel door de technische vooruitgang een wetenschappelijke realiteit geworden. De televisie heeft het zelfs in onze huiskamers gebracht, de blik verruimd en onze plaats en verantwoordelijkheid bepaald binnen het zonnestelsel. Lofzangen op de kleurenpracht van de zon hebben volkeren van nu en uit de grijze oudheid geïnspireerd. Als ik woorden gevonden had om deze onbestendige en elke beschrijving tartende taferelen vast te leggen, als het me gegeven was anderen de fasen en geledingen van een toch zo uniek evenement, dat nooit meer in dezelfde vormen zal terugkeren, mee te laten beleven, dan zo schijnt het mij toe, zou ik meteen zijn doorgedrongen in de geheimen van mijn beroep. Zo begint de bekende etnograaf Claude Levi Strauss in 1955 zijn flamboyante beschrijving van de zonsondergang in Het trieste der tropen.Ga naar eind1 | |||||||
[pagina 142]
| |||||||
Enkele jaren later, in 1959, verschijnt de eerste grote roman van Boeli van Leeuwen De rots der struikeling, met een serene beschrijving van een zonsondergang op zijn geboorte-eiland Curaçao: Het schoonste uur van de dag is wanneer de zon bloedrood boven de zee hangt als een schijf in een Japanse prent: over de kuise grond waar de hitte van de dag nog gevangen is, daalt dan de vrede des Heren in het stof neer. De rotsen krijgen een blauwe kleur als waren ze door een kind op een vel papier getrokken, scherp omlijnd maar onzeker van struktuur. De kromgewaaide bomen staan als pluimen tegen de uitgebluste hemel, waarin roze veren zijn uitgestrooid door de laatste stralen van het licht. Een ranke negerin loopt in de schemer gevangen in de stilte van het ogenblik en in de stilte laat een ezel zijn kop zakken en snuffelt in het gruis. De zonsondergang heeft veel Antilliaanse auteurs bewogen. Ook het eerste papiamentstalige gedicht, AtardiGa naar eind2 van Joseph Sickman Corsen (1853-1911),Ga naar eind3 is een ode aan de avondzon. Dit gedicht heeft velen geboeid en er zijn verschillende vertalingen van gemaakt. Cola Debrot en Chris Engels hebben het in het Nederlands vertaald.Ga naar eind4 Bij een eerste kennismaking geeft het gedicht een gevoel van onbestendigheid weer, die de dichter plotseling overvalt bij het aanschouwen van de zonsondergang en de krachten in de natuur die een mens nietig doen voelen. De tropenmens zal weinig moeite hebben om dit onbeschrijflijk nostalgisch gevoel te begrijpen. Een gevoel dat je krijgt door de serene stilte die om je heen grijpt en onwillekeurig een zekere droefheid in je oproept, die heviger wordt door de snelle intrede van de duisternis die aan een tropennacht voorafgaat. De nacht sluipt dus als het ware binnen met een list. Niets is geheimzinniger dan het geheel van steeds identieke maar niet te voorziene processen waardoor de nacht de dag opvolgt. Het teken ervan verschijnt onmiddellijk aan de hemel, gepaard gaande met onzekerheid en beklemdheid.Ga naar eind5 Op dit magisch moment van de dag, vlak voor de intrede van de duisternis, met de ongereptheid van het Curaçaose landschap, de vredige schoonheid van de lucht, de grillige vormen van de heuvels in de verte, en de peilloze kobaltblauwe zee om zich heen, wordt de dichter het licht en donker in de natuur gewaar, maar ook diep in zijn eigen binnenwereld. Hij voelt zich één, verbonden met de natuur, waardoor hij de atmosfeer kan aanvoelen, zodat hij zijn gedicht die stemming meegeeft die het nodig heeft. Intens heeft hij in dit kort maar tijdloos moment zijn verheven verwantschap met de natuur ervaren. En bij het plotseling vallen van de duisternis voelt hij | |||||||
[pagina 143]
| |||||||
des te sterker de geestelijke afstand van de mens met zijn Schepper. Het laat bij hem een onbehaaglijk gevoel van eenzaamheid achter. De intensiteit van deze momenten van ontroering en verwondering schrijft hij neer als een mens met een hart voor de natuur, die de fluisteringen van haar taal verstaat. Dit klassiek geworden gedicht uit de literatuur van Curaçao is daarom niet zo maar een gedicht. Bij nadere beschouwing is Atardi zelfs een heel origineel gedicht, het oefent steeds weer een onweerstaanbare aantrekkingskracht uit. De bekoring die van dit gedicht uitstraalt is zeer waarschijnlijk omdat Corsen zijn eigen reacties beschrijft. Atardi draait niet zonder meer om de natuur, maar om Joseph Corsen zelf ín die natuur en zijn hoogst persoonlijk reageren óp de natuur. Corsen beschrijft de avondschemer, een proces in de natuur, zoals hij haar innerlijk beleefd heeft, en niet zoals een toevallige toeschouwer het uit zijn poëzie zou willen meebeleven. In de serene stilte, waar de uiterlijke activiteit van de natuur is verstild, krijgt hij een intuïtief besef, een zeker weten wat de mens kan beleven als hij het contact met de natuur onderhoudt. In Atardi voelen we de onzichtbare band die de mens met de natuur kan hebben. De bewogenheid die met dit schouwspel gepaard gaat, ontlokt aan Corsen lyrische ontboezemingen. En door die steeds stijgende innerlijke verwondering ontkiemt bij hem een inspiratiebron, waardoor hij de warme gevoelens van zijn hart in schitterende woorden kan scheppen, en voor het eerst in zijn eigen taal. In feite is dit soort scheppen een creatieve activiteit, maar ook een religieuze ervaring, want ‘de dichter wordt lyrisch als het visionaire element toeneemt, hetgeen hem andere ogen verleent, die dieper kunnen kijken’.Ga naar eind6 Of, zoals Theo Doesburg zegt: Als een kunstenaar ontroert raakt is hij dat niet om zichzelf, maar doordat hij een soort Goddelijke universele aanblazing heeft.Ga naar eind7 Corsen moet als uitgangspunt hebben gehad, dat de dichter een geheel eigen waarnemingsvermogen bezit en dat het juist de taak van de dichter is de implicaties van dit waarnemen over te dragen. Voor hem is het maken van een gedicht geen verstandelijk proces, maar schrijven beantwoordt aan een diepere opdracht, die een schrijver te vervullen heeft. Als zijnde dienaar van zijn eigen inspiraties en niet alleen maar als een in zijn vrije tijd schrijvend lid van de élite Curaçaose gemeenschap. Dit begrijpen brengt verantwoordelijkheden met zich mee. Bij Corsen is de diepere opdracht die hij te vervullen heeft: een begrip wakker te roepen dat wij mensen deel uitmaken van de natuur en dat wij ook afhankelijk zijn van de natuur, hoe ver de wetenschap zich ook mag ontwikkelen. Het is alsof hij de harteklop van zijn oude broeder in de kunst, Wordsworth, heeft beluisterd: | |||||||
[pagina 144]
| |||||||
Kan de mens een dergelijke eenwording, een dergelijke heilige communie met de natuur niet begrijpen, dan is hij voor het geluk verloren.Ga naar eind8 Voor hen is de natuur, waar wij zo onbewust mee omspringen, een grote bron van inspiratie en geluk. Niet alleen voor de mens van vroeger, maar ook voor die van de toekomst. Het is bekend dat bij ieder mens momenten van ontroering in de vrije natuur vaker en spontaan voorkomen. Ze zijn als helderziende momenten, ze glippen meestal voorbij als men er niet aan gewend is, maar zou een mens deze innerlijke verwondering vasthouden, haar koesteren als een metgezel, dan kan deze innerlijke ontroering uitgroeien tot een geweldige kracht, die een totale ommekeer in de mens teweeg kan brengen. Het zoeken naar waarheid is een direkt gevolg van de innerlijke verwondering.Ga naar eind9 Er bestaat nauwelijks onderzoek waarin Corsen met andere literaire stromingen wordt vergeleken, maar in de loop der jaren zijn wel enkele interpretaties van het gedicht verschenen. Debrot proefde in Atardi een vroege vorm van pre-existentialisme,Ga naar eind10 en Ineke Phaf zegt over dit gedicht: In werkelijkheid ademt dit gedicht de sfeer van de Spaans-Amerikaanse poëzie stroming van het modernismo. Deze verwoorde eenzelfde verinnerlijkte mentaliteit die juist tegen de avond van verhoogde sensibiliteit, het hebben van voorgevoelens en een diepe melancholie blijk gaf.Ga naar eind11 Bij het vergelijken van de verschijnselen in Atardi stelt Habibe: Het is opvallend dat Corsen in de 3 Spaanse versies van Atardi een soberder taalgebruik hanteert. Deze versobering van de taal is om beter door te dringen tot de innerlijke gevoelens van angst, en angst is niet bepaald een karakteristiek van de latijns-amerikaanse poëtische stroming die men het modernismo pleegt te noemen.Ga naar eind12 Maar ik ben van mening dat Corsens gemoedstoestand in het Spaanse woord ‘pavor’ niet gelijk te stellen is met het begrip ‘angst’. Angst duidt op een zwakte. Het lijkt mij dat Corsen een toespeling maakt op een vreemd gevoel, op iets in ons dat men in het algemeen niet met woorden kan beschrijven. Dit gevoel behoort juist tot de hogere emoties - een siddering van het hart - ‘die innerlijke gerichtheid geeft, die dichters en kunstenaars van alle tijden heeft bewogen tot grote prestaties’.Ga naar eind13 Wordsworth verwoordt de hogere dichtkunst met de wijsheid van het hart en de grootsheid van de verbeelding. Hij vond eveneens dat waar deze zich ook voordoen de eenvoud in taalgebruik haar vergezelt.Ga naar eind14 | |||||||
J.S. Corsen en Boeli van LeeuwenHet was niet mijn bedoeling een onderzoek naar het werk van Corsen in | |||||||
[pagina 145]
| |||||||
te stellen, maar ik ben wat langer bij hem blijven stilstaan, omdat hij voor de huidige generatie jongeren van Curaçao op de achtergrond dreigt te geraken. Bovendien omdat ik meen dat Boeli van Leeuwen enkele eigenschappen met Corsen gemeen heeft. Wat ik van Corsen heb gesteld kan ook van Boeli van Leeuwen gezegd worden, vooral na bestudering van De Mensenzoon. Door de ernst van hun schrijverschap getuigen beiden wat voor hen de essentie van het leven is, en stralen daardoor een groot engagement uit. Hun beeldend vermogen is uitzonderlijk goed. Ze weten sfeer in hun werk te scheppen, en de gebeurtenissen rondom hen heen heel intens te beschrijven. Corsen en Van Leeuwen zijn beiden kinderen van Curaçaose bodem, maar met de kenmerken van tweeslachtigheid en de strijd van het tropenkind, dat onder invloed staat van de Westeuropese cultuur. Corsen is bij uitstek een romanticus en een verdienstelijk musicus, die veel vaker zijn dichterlijk gevoel in notenschrift tot uitdrukking heeft gebracht dan in woorden. Met zijn dood sluiten we op Curaçao een belangrijke cultuurliteraire episode af, bekend als de Romantische Spaanse school. Met Atardi begon de evolutie van de Papiamentstalige literatuur. Muziek en schilderkunst zijn belangrijk in Boeli van Leeuwens levensfilosofie. De muziek van Beethoven en Mozart hebben hem van jongsaf aan geboeid en bewogen. Al heel vroeg brengt hij in drie artikelen Eenheid van tegendelenGa naar eind15 de vernieuwende invloed, die er van de schone kunsten kan uitgaan. Ondanks de enigszins nuchtere taal die soms uit zijn latere werk spreekt, schuilt achter ‘de roofvogel met de strooien hoed’ een uitgesproken romantisch hart. Het essentiële van beide schrijvers, dat gelijk een rode draad door hun werk loopt, is de adem van hun nostalgie, hun tweede natuur, en de ‘onontkoombare eenzaamheid van de bewust levende mens’.Ga naar eind16 De getuigenis van hun innerlijke wereld, of de lange moeizame pelgrimstocht op zoek naar Vader Zon.Ga naar eind17 Voor wie de betekenis van gevoelswaarden op prijs weet te stellen zijn Atardi en het prozadebuut van Boeli van Leeuwen, De Mensenzoon, geschriften die een boodschap uitdragen. Bij herlezen doen ze steeds weer een werkelijke emotie ontstaan. Door hun eenvoud laten ze een blijvende indruk achter. Ik ben geneigd te stellen dat deze beide eerstelingen een mystiek karakter hebben en dat zij het gnostisch levensgevoel van de auteurs uitdragen. Mystiek, omdat het werk van Corsen en Van Leeuwen zich karakteriseert door religieuze dimensies. Van der EntGa naar eind18 tekent drie graden aan voor het religieuze karakter van de literaire kunst: | |||||||
[pagina 146]
| |||||||
Deze drie aspecten zijn typerend voor beide werken.
Het gnostisch levensgevoel is er als men een verbintenis voelt met de natuur; waar men zich ook bevindt wordt heel haar kosmische grootheid en betekenis gevoeld. Het is het gevoel dat je doet beseffen dat de orde in de natuur ook de orde in jezelf is. Zoals er een zon is die de aarde leven geeft, zo is er ook een zon die jou leven geeft, een zon ín je. Bepaalde geschriften dragen hiertoe bij en hebben zo'n uitstraling. Maar vooral is de gnostische interpretatie een levenshouding, een geheel eigen beleven van de werkelijkheid die alle denken en doen doordrenkt. Het is van je leven een kunst maken. | |||||||
Het vroege werk (1947) van Boeli van LeeuwenIn De Mensenzoon maakt Boeli van Leeuwen ons deelgenoot van zijn inzichten over Jezus en de gebeurtenissen rond het Laatste Avondmaal. We kunnen ons afvragen waarom wij dit werk nu moeten bespreken. Een boek dat in de jeugdjaren van de schrijver is geschreven betreffende een onderwerp waarover de schrijver momenteel absoluut niet wil spreken. Wij willen het juist bespreken omdat het een debuut is van voorname betekenis. In een halve eeuw is er ontzettend veel veranderd. Onze tijd wordt gekenmerkt door nieuwe geestelijke impulsen en een hernieuwde belangstelling voor boeken met diepgang. Trouwens, het Het teken van Jona, (het Vissentijdperk) is juist voorbij. De zon is bezig Aquarius binnen te gaan, een nieuw tijdperk van synthese is in aantocht. De inhoud van de De Mensenzoon bevat een kern van waarheid die mensen van alle tijden heeft geïnspireerd. Het boek is niet alleen schitterend, maar het is ook oerchristelijk. Veel is er gespeculeerd over de inhoud van de eerste werken van Boeli van Leeuwen. Tot voor kort waren zelfs de titels onbekend voor de meeste van zijn bewonderaars. Zijn eigen exemplaren staan keurig gebonden in leer in de boekenkast. Van Tempels in Woestijnen heeft men wel gedacht dat het nooit verschenen was. Enkele jaren geleden, toen ik aan Boeli's bibliografie begon, zei ik tegen hem: ‘Ik neem Tempels in Woestijnen niet op, als ik het zelf niet met eigen ogen heb kunnen zien’. Plechtstatig opende hij zijn grote 19e-eeuwse mahoniehouten boekenkast en nam het boek er met | |||||||
[pagina 147]
| |||||||
een welhaast sacraal gebaar uit. Hij vertelde ons toen dat ‘Isla di Makwakoe’ zijn beste gedicht was. Hij vroeg me of ik wist waar dat eiland ligt, maar ik moest bekennen nooit van Isla di Makwakoe gehoord te hebben. Mijn echtgenoot antwoordde toen: ‘Isla di Makwakoe is het vogeleiland in de Sint Jorisbaai, daar ben ik vroeger geweest en vond er resten van precolombiaanse Indianen’. Boeli was verrast dat een ‘makamba’ (Nederlander) zoveel kennis over de geografie van Curaçao bezat, en we mochten enkele regels van het gedicht noteren. Maar onlangs ontdekten wij bij toeval een exemplaar van zijn eerste en enige gedichtenbundel bij een van zijn familieleden. Van Leeuwen heeft alle verkochte en niet-verkochte exemplaren van De Mensenzoon en Tempels in Woestijnen teruggevraagd en vernietigd. Echter, het exemplaar van De Mensenzoon in de voormalige bibliotheek van Cola Debrot bestaat nog. In de vijftiger jaren schonk Debrot een hoeveelheid boeken aan de toenmalige Wetenschappelijke Bibliotheek te Curaçao; Cola was een van de mede-oprichters van deze bibliotheek.Ga naar eind19 Jaren later vertelde ik aan Boeli dat de Wetenschappelijke Bibliotheek een exemplaar bezat van zijn eerste werk. Hij heeft het toen te leen gevraagd, maar de manier waarop hij dit vroeg gaf mij het gevoel dat de uitleen nooit meer zou terugkomen. Sindsdien is het als een schat bewaard, en ik bemerkte later dan niemand van de literatuurcritici het werkje kende.Ga naar eind20 In zijn Geniale anarchie schrijft Boeli dat Tempels in woestijnen zijn eerste werk is. Wanneer we zijn eerste twee werken, beide uit 1947, met elkaar vergelijken, dan valt op dat De Mensenzoon een smaakvolle uitgave is, zelfs verlucht met prenten van Rembrandt etsen. Dat is een druktechnisch hoogstandje voor op Curaçao vervaardigd drukwerk uit de jaren veertig. Want jaren daarna was het drukwerk nog zó slecht, dat het menig auteur de zin voor publiceren ontnam.Ga naar eind21 Het in eigen beheer uitgeven van een geïllustreerd werk heeft hem beslist veel geld gekost. Tempels in wooestijnen is gedateerd augustus 1947, dus een maand voor zijn vertrek naar Nederland. Zijn studie en verblijf aldaar werden door zijn familie betaald, en bovendien kreeg het jonge gezin Van Leeuwen in november van dat jaar de eerste baby. Financiën om nog een luxe uitgave te verzorgen is er zeker niet geweest, vandaar dat Tempels in woestijnen de sobere uitvoering heeft van alle Curaçaose drukwerk uit die dagen. In Geniale anarchie staat het kostelijk verhaal hoe hij als jongeman met ‘drukkerszin’ zijn geesteskind ter wereld moest helpen brengen. | |||||||
Een enkele recensie van ‘De Mensenzoon’Recensies van boeken waren in 1947 zeer schaars, en aan Boeli's gedich- | |||||||
[pagina 148]
| |||||||
tenbundel werd derhalve geen enkele aandacht besteed. Enkele jaren later, in 1951, verontschuldigt een recensent zich over het bespreken van de gedichten in De Stoep: We zijn gewoonlijk laat met onze recensies want we behoren niet tot de lieden die poëzie in een oogwenk kunnen verwerken. We moeten lezen en herlezen om het gedrukte op ons te laten inwerken.Ga naar eind22 Ook tegenwoordig is er nauwelijks een recensietraditie op de Nederlandse Antillen.Ga naar eind23 Tempels in woestijnen kreeg derhalve totaal geen aandacht in de lokale pers. De Mensenzoon werd door Tip Marugg in een bespreking over religieuze literatuur ‘Pasku y literatura’ (1951) genoemd. Maar het kreeg ook een uitgebreide recensie. Het is mij echter niet gelukt om auteur en datum van de recensie te achterhalen. In het persoonlijk archief van Boeli van Leeuwen bevindt zich een krantenknipsel waarin de recensie is afgedrukt, maar de naam van de krant en de verschijningsdatum ontbreken helaas. Aan de hand van het lettertype en de kolombreedte kon worden afgeleid dat het de ‘Beurs en Nieuwsberichten’ geweest moet zijn. Tijdens het speuren in oude jaargangen van genoemd dagblad werd het duidelijk dat in die jaren diverse recensies werden geschreven door Ben van Grevenbroek, leraar Nederlands en auteur van Papieren huizen (1952). De titel van de recensie luidde ‘Op zoek naar de waarheid’, omdat aan alle religies dezelfde essentiële waarheid ten grondslag ligt. Hij had goed aangevoeld dat Boeli van Leeuwen zijn zoektocht naar de waarheid begon. Hier volgen enkele passages uit de vrij lange recensie: Van de hand van Boeli van Leeuwen is een boekje verschenen waarin de schrijver enige denkbeelden over de Christusfiguur, het Avondmaal, Pilatus en Judas schetst. Denkbeelden die getuigen van een poging om de Christusfiguur langs een andere dan de conventionele banen te benaderen, en die een zuivere visie, los van de orthodoxe meningen op de Mensenzoon, trachten te geven. | |||||||
[pagina 149]
| |||||||
kenis van het Christusverhaal, wanneer hij dit verraad de tragiek van de gehele mensheid noemt, doch ook de uitwerking van dit thema is bij hem tamielijk zwak. [...] De analyse van deze recensent was voor Boeli bepalend om dit boekje later een jeugdzonde te noemen. Met name dat de uitwerking van de these onvoldoende was en te spaarzaam gesteund door bewijsvoering. Bovendien doen de stellingen wat onrijp aan en is de uitwerking tamelijk zwak, en het taalgebruik zou niet overal tot in de perfectie verzorgd zijn.Ga naar eind24 Jammer genoeg had de recensent de bedoeling van dit boekwerkje niet goed begrepen. Het was geenszins Van Leeuwens bedoeling geweest een godsdienstvergelijkende studie te schrijven. In de nadagen van de oorlog wilde hij niets anders dan aandacht vragen voor een minder starre en beperkte opvatting van de religie, die ruimte biedt voor nieuwe inzichten. Boeli was goed een jaar terug uit Nederland, waar hij tien jaar had doorgebracht. De Europese cultuur had hij met volle teugen ingedronken, en tevens had hij er de Tweede Wereldoorlog meegemaakt. Hij had er de mens leren kennen van zijn meest wrede zijde. Van dichtbij had hij ervaren hoe nationale trots en machtswellust kunnen ontaarden. Afgeschrikt door een onmenselijk Christendom en daardoor in zijn religieus erfdeel ontgoocheld, is het alsof hij weigert te geloven in de mislukking van de bedoelingen van de boodschap van Christus. Met De Mensenzoon, verlucht met etsen van Rembrandt, wilde hij op de brokstukken van het Christendom voortbouwen, opdat de waarheden tot uitdrukking worden gebracht en liefst worden uitgebreid. Want dan alleen kan de waarheid, die verborgen is in de leerstellingen van het Christendom, een levende kracht blijven. Zijn belangstelling voor cultuur werd zelfs zo aangewakkerd dat hij begon met schrijven van artikelen in de plaatselijke krant over Rembrandt, Beethoven en literatuur. Het verband tussen kunst en religie inspireerde hem in hoge mate, omdat ‘alle ware lamst de mens behulpzaam dient te zijn om zichzelf te ontdekken en te verwezenlijken’.Ga naar eind25 De boodschap die uit Van Leeuwens vroege werk spreekt is de geestelijke benadering van het leven door middel van schoonheid. Een nieuwe, maar toch oude vorm van religiositeit: de ideale wereld van waarheid, deugd en schoonheid. In de handeldrijvende Curaçaose samenleving zou van deze beginselen een kracht moeten uitgaan voor ethisch handelen. Zijn geliefd Curaçao zou dan in de strijd tussen het spirituele en het materiële weten te kiezen | |||||||
[pagina 150]
| |||||||
voor hogere waarden. Zo had hij als aanstaand wetenschapper een directe voedingsbodem voor zijn innerlijke behoeften gevonden. Wat in zijn hart leefde wilde hij ook in praktijk brengen en stimuleren. In de beschavingen van de antieke wereld was de liefde voor het schone een bezielend beginsel in de opvoeding. Met een beeld van de ideale samenleving was hij nog in de ban van de Platonische ideeën waarmee hij op het gymnasium had kennis gemaakt. Dit heeft zijn geestelijk klimaat mede bepaald, en daarom is De Mensenzoon zonder meer een hartstochtelijk pogen om te bewijzen dat schoonheid de bron is van alle kennis. Pas in 1980 schreef hij voor het eerst over het bestaan van De Mensenzoon als zijnde ‘curiosa met een klassiek sausje overgoten’.Ga naar eind26 Maar de aroma die dit sausje verspreidde heeft deze platonisch georiënteerde wetenschapper zijn verdere leven omgeven. Luister naar het gebed van pater Bodin (in De eerste Adam) en de diepgang die erin schuilt: ‘O, Heer voor ik sterf maak mij een mens: doorbreek mijn maskerade’. In de oude wereld, en vooral in de gnostische interpretatie van het leven, wordt met een mens de ware mens bedoeld die zijn innerlijke krachten volledig heeft ontwikkeld. Het hoogst begeerde doel van zelfverwezenlijking is de ontdekking van de waarheid en het einde van de zoektocht. Als het gebed van pater Bodin wordt verhoord dan vindt hij de sleutels van de waarheid van het menselijk bestaan. Op de drempel van de eeuwigheid kan hij ‘voorgoed zijn dorst lessen en het anker van zijn ziel in de oceaan van de eeuwigheid leggen’. De Mensenzoon is in vijf hoofdstukken ingedeeld. Aan de Apostel Judas Iskariot wordt ruim aandacht besteed. | |||||||
Een andere kijk op het JudasmysterieIn De Mensenzoon is de belangrijkste vraag die naar voren komt: waarom moest Judas de Christus verloochenen? Eeuwenlang heeft de figuur van Judas Iskariot de mensen bezig gehouden. Voor velen is hij het symbool van het kwaad; sommigen hadden medelijden met hem, maar daar is het dan ook bij gebleven. We voelen dat er met het lot van Judas een immense problematiek verbonden is. In de na-oorlogse nederlandstalige literatuur is Boeli van Leeuwen de eerste die Judas in een totaal ander daglicht stelt. In de tweede helft van de 20e eeuw zien we dat diverse schrijvers in de vorm van een roman of toneelstuk hun visie over Judas geven. In De Mensenzoon is een heel hoofdstuk aan deze apostel gewijd. Van Leeuwen beschrijft Judas als de enige trouwe volgeling van Jezus, boven allen uitverkoren. Boeli droeg dit boek op aan ‘zijn vrienden’, waarmee hij waarschijnlijk bedoelde de kleine kring van gelijkgestemde zielen, die de betekenis van de symboliek zouden | |||||||
[pagina 151]
| |||||||
begrijpen. Hij begint het hoofdstuk over Judas met een motto uit Hebbel: ‘Judas ist der Allergläubigste’ (1850). Tegenwoordig discussieert men openlijk over allerlei vraagstukken, maar in de kleine conventionele Curaçaose gemeenschap van toen getuigde het van grote moed om een dergelijke progressieve mening te verkondigen. De religieuze onverdraagzaamheid was in die dagen nog bizonder groot. In 1947, tijdens zijn wittebroodsweken, beschreef Boeli van Leeuwen in zuiver aangevoelde vorm bepaalde zaken waarover het op Curaçao hachelijk spreken was. Over zijn oorlogs-ervaringen wil hij niet spreken,Ga naar eind27 en we weten derhalve niet zeker of hij in een concentratiekamp heeft gezeten. Maar het onrecht in de oorlog aangedaan heeft hem diep getroffen, en de schade van dat onrecht is bij veel slachtoffers bijna onherstelbaar. Het is alsof hij al die smart van het gebeuren tijdens en na het Laatste Avondmaal in zijn eigen ziel heeft gevoeld vóór dat hij een letter op papier neerschreef. Zijn verlangen om de apostel Judas recht te doen is welbewust. Omdat de inhoud van De Mensenzoon voor nagenoeg iedereen onbekend is, volgen hier enkele passages uit dit 45 pagina's tellende werkje. Het kernpunt en tegelijkertijd de grootste vraag in het Nieuwe Testament is: ‘Waarom moest Judas Christus verloochenen?’ | |||||||
[pagina 152]
| |||||||
Het was nacht en vele sterren stonden aan de hemel als vonken van het oneindige heelal. Judas ging naar buiten en door de zwarte mantel van genade werd hij toegedekt. Het aangehaalde is eigenlijk te summier om een goede indruk te krijgen. Het boekwerkje is meer poëzie dan proza, het is een gnostisch gedicht, dat van de traditionele poëzie verschilt, omdat het de waarheid bevat. Het draagt de wijsheid van het hart uit. Het is geschreven zoals een componist de tonen samenvoegt. De samenklank mag niet in het intellect gaan leven door te redeneren vanuit een hypothese, maar juist in het gevoel via de intuïtie en de verbeeldingskracht, waardoor het een voortdurende spiritualiteit wordt. | |||||||
Enkele voorbeelden van Judas in de literatuurDe Caraibische mens heeft steeds een plausibel oordeel tegenover het Judasmysterie gehad, waarschijnlijk door de ervaring van de slavernij. Na de Tweede Wereldoorlog zien we ook een lichte kentering in de Westeuropese literatuur, die hem probeert te rehabiliteren. Daarom sta ik achter Albert Helmans verantwoording van zijn Caraibisch Passiespel: Wie met het lijden in zijn meest brutale vorm, niet alleen persoonlijk maar vooral ‘genotypisch’ historisch vertrouwd is, kan niet anders dan ‘durch Mitleid wissend’ geboeid worden door een Lijder die om metafische reden het lijden tot taak, ja tot verlossende taak op zich genomen heeft. Er is met het lot van Judas een immense problematiek verbonden. Prof. dr. B. Smalhout zegt hierover in De Telegraaf, van 2 april, Paaszaterdag, 1988: Ons ontsnapt het dodelijk feit dat de vroegchristelijke Judaslegende tot in onze tijd voortwoekert als heidebranden. Totdat met dit vuur de ovens van Auschwitz werden ontstoken. Eeuwenlang hebben de Christelijke kerkvaders zich sterk afgezet tegen de joodse achtergrond van Jezus, Maria en de apostelen. Behalve van Judas. Hij werd voor miljoenen Christenen de typische personificatie van alle joden toegedichte slechte eigenschappen. En zo dook in de periode 1933-1944 de door anti-semitische legende misvormde Judas op in het beruchte propagandablad ‘Der Stürmer’ van Julius Streicher. Daarom is herbezinning op het leven van Judas niet alleen zinvol, doch zelfs noodzakelijk geworden. Een van de opmerkelijkste boeken over dit onderwerp is het werk van Armando Cosano El vuelo de la serpiente emplumada (Mexico, 1955, herdruk 1978). Het is geschreven in de vorm van een dialoog tussen de schrijver- | |||||||
[pagina 153]
| |||||||
journalist en een hem onbekend persoon waarmee hij vriendschap sluit. Elke keer als hij vraagt wie de onbekende is, krijgt hij een onduidelijk antwoord. Als hun gesprek over Jezus en Judas gaat dan volgt deze uiteenzetting: Jezus was een van de grootste Meesters die ooit de aardbol bewandeld heeft. Om tot leerling van Jezus te worden toegelaten was het noodzakelijk dat men een diepere kennis had in de mysteries van leven en dood, een inzicht in de ontwikkelingsgang der mensheid. Men beweert dat Jezus door Judas verraden werd, maar men kent de ware betekenis niet van het drama van Golgotha. Jezus had zelf zijn apostelen uitgekozen en hij wist welke dood hij zou sterven. Judas werd opgedragen om hem te verraden. Maar kun je spreken van verraad als je van te voren weet wat er gaat gebeuren? Verraad is als je misbruik maakt van de onwetendheid en het vertrouwen van een vriend. Petrus bood Jezus zijn hart aan, maar ik Judas heb Jezus mijn hart gegeven. Toen Jezus mij gevraagd had om de verrader te zijn en zo te voldoen aan de wil van Zijn Vader, heb ik geweigerd. Vele nachten heb ik doorgebracht in geestelijke verlatenheid, een onbeschrijflijke zielstoestand doorgemaakt. Ik heb Jezus gesmeekt om deze bittere kelk van mij weg te nemen om mij te bevrijden van de rol van verrader. Maar Jezus antwoordde: ‘Nee Judas, nee, van alle apostelen ben jij innerlijk het meest gevorderd, jij kent de inwijdingsmysteries, daarom ben jij alleen in staat om de rol van verrader te vervullen opdat de schriften vervuld zullen worden’. Tenslotte nemen de auteur en zijn vriend afscheid van elkaar en enige tijd later ontvangt Armando Cosano een brief van zijn vriend waarin zijn ware identiteit onthuld wordt: hij was de apostel Judas die zich gematerialiseerd had om nieuw licht te werpen op het Judasmysterie, zodat de mensheid meer begrip zou krijgen voor de plaats van Judas in de geschiedenis van het Christendom. Guiseppe Berto gebruikt ook de ik-vorm in zijn La gloria (Milano 1978) als hij Judas aan het woord laat. In 1960 verschijnt Albert Helmans Caraibisch Passiespel. Het stuk werd opgevoerd door Surinaamse spelers, waarvan in het boek prachtige portretten zijn opgenomen. Het portret van Judas ontbreekt, en ik informeerde daarover bij Helman. Helaas kon hij zich niet meer herinneren wat daarvoor de beweegredenen waren. Het schrijven van dit Passiespel was geen sinecure geweest. Hij wilde positieve zaken naar voren brengen zonder een kritiekloze aanvaarding van de absolute structuur van het historisch gegeven, doch een bewuste relativering van de betekenis daarvan voor zekere tijd en plaats. Het verraad had hij gebagatelliseerd en daarom is Judas verwaarloosd, maar dat was onbewust gedaan, misschien leefde dat in het onderbewustzijn, aldus Helman. | |||||||
[pagina 154]
| |||||||
In 1961 werd in Duitsland een symposium gehouden over ‘Jezus en Judas in de moderne literatuur’, in de Protestantse Akademie van Tutzing, Beieren.Ga naar eind28 Aan de hand van werken van Christelijke en Joodse auteurs besprak men de motieven die Judas Iskariot ertoe geleid hebben Jezus te verraden. Volgens de Griekse auteur Nikos Kazantzakis (Christ recrucified) is de weg naar het kruis noodzakelijk. Slechts via het kruis kon het Christendom, wereldreligie worden. Daarom was de taak van Judas het rad van de wereldgeschiedenis te doen wentelen. Bij Kazantzakis lokt Jezus zelf het verraad uit. In een van zijn columns in De Curaçaosche Courant (‘The Satanic Verses’) schrijft Boeli van Leeuwen dat hij Kazantzakis oerchristelijk en schitterend vindt. Persoonlijk zie ik ook een relatie tussen Boeli en Kazantzakis. Hun sociale bewogenheid is in permanente rebellie tegen de grote tegenstelling in levensomstandigheden tussen de kleine man en de vermogende families. Maar omdat hij de neiging heeft om mooi en gewichtig te doen wordt dit niet altijd onderkend. In 1975 verschijnt van de hand van de Duitse hoogleraar in de klassieke talen en literator Walter Jens De zaak Judas, de Nederlandse vertaling is van 1976. Jens geeft zijn boek het karakter van een fictief rapport, waarin de schrijver zowel de rol van rechter als die van aanklager en verdediger op zich neemt. Jens zegt voor deze vorm te hebben gekozen om te demonstreren dat er nog getwist kan worden over een zaak waarin over de schuldigheid al duizendmaal een uitspraak gedaan is. In werkelijkheid is daarbij herziening nodig door een andere instantie zoals we hier trachten te bewijzen. Het boek kreeg veel belangstelling in de pers. In een recensie schreef Heinrich Böll dat Judas naast Jezus in zekere zin de belangrijkste figuur van het Nieuwe Testament is. Deze uitspraak van niemand minder dan Karl Barth is volgens Böll voor veel uitleggingen vatbaar, evenzeer als het verraad van Judas. Wie zich in de figuur van Judas verdiept, zal tot de ontdekking komen dat Luther het zich al te gemakkelijk heeft gemaakt door Judas af te schilderen als exempel van allen die de duivel dienen. En voorts zegt hij, zal op verrassende wijze blijken, dat de vraag wie Judas was onlosmakelijk samenhangt met een andere vraag en wel die van Jezus ‘Wie zeggen de mensen dat ik ben?’ Vergeten we niet, in Jeruzalem hingen twee mannen aan het hout. Er waren twee slachtoffers. Bloedakker en schedelplaats horen bijeen. Het werd de hoogste tijd dat iemand zich eens met de zaak Judas ging bezighouden. Waker Jens doet dat op een heldere en overtuigende wijze, aldus Böll. In de jaren tachtig verschijnt van Jean Ferriot Saint Judas. De auteur geeft een uitdagende aanklacht tegen het onrecht Judas aangedaan. Hij stelt dat Judas een scherpzinnige en trouwe medewerker is geweest. In een | |||||||
[pagina 155]
| |||||||
interview (De Telegraaf, paaseditie 1984) zegt de schrijver: ‘ik heb enkele vragen willen stellen die me bezig houden, vragen waarvan ik denk dat andere mensen er ook mee zitten. Ik hoop op een discussie ook van de officiële kerk, maar die is er schijnbaar nooit gekomen.’ In 1985 verschijnt in Frankfurt een uitgebreid werk Judas Iskariot: Menschliches oder heilsgeschichtliches Drama? onder redactie van H. Wagner. Hierin worden vele aspecten betreffende Judas in de literatuur belicht. In het voorjaar van 1991 verraste Kees Glimmerveen ons met zijn debuut roman Judas. De auteur is filosoof, hij schreef het boek tijdens zijn promotie onderzoek.Ga naar eind29 Hij kwam op het idee voor zijn roman na het lezen van een negatieve recensie van The last temptation of Christ, de omstreden film van Martin Scorcese. Glimmerveen verbaasde zich dat ook kritische interpretaties van het bijbelverhaal, zoals die van Scorcese, altijd volledig binnen de dogmatische context blijven. De kruisiging met het verraad van Judas, daar wordt niet aan getornd. De auteur wilde Judas in de plaats van Jezus aan het kruis, de rollen omdraaien. Bij zijn onderzoek stuitte hij toevallig op verwijzingen naar vroegchristelijke en islamitische theologische literatuur, waarin Jezus en Judas ook van rol verwisselden. In elke literaire uiteenzetting, roman of toneelstuk, die zich met de Judasfiguur bezig houdt, zijn de volgende modellen terug te vinden: 1. belichaming van het boze; 2. de Judasfiguur een veroordeling of rechtvaardiging; 3. Judas als werktuig van het Goddelijk plan. Daar een historische roman, geen aanspraak op wetenschappelijke waarheid wil maken, maar de geschiedenis gebruikt wordt als een toneel waarop de schrijver een spel laat opvoeren uit zijn verbeelding, ontsnapt de diepere betekenis die naar voren wordt gebracht, door het fictief karakter van de figuren.Ga naar eind30 Over Judas zijn er veel meer boeken verschenen dan wij in dit korte bestek naar voren kunnen brengen. | |||||||
Judas in de geesteswetenschappenOfschoon elke interpretatie niet meer is dan een voorstel om iets te beschouwen, laat de tekst de lezer zien wie de schrijver is. Want het uiterlijk is een verschijningsvorm van het innerlijk. De letterkunde heeft zijn eigen wetmatigheden. De literatuur geniet de vrijheid om ‘de verbeelding aan de macht’ te brengen, zonder dat de onderliggende symbolen door haar lezers begrepen hoeven te worden of voor waar worden genomen. Het doel van de geesteswetenschap is het zich inleven en het verstaan van gegevens als een deel van een groter samenhang. Met de literatuur heeft de geesteswetenschap gemeen dat zij door de | |||||||
[pagina 156]
| |||||||
exacte wetenschap niet serieus genomen wordt, omdat de laatste slechts als waarheid erkent wat te becijferen valt. Evenals de literatuur de vraag probeert te beantwoorden waarom Judas Jezus verloochenen moest, heeft de geesteswetenschap zich met het lot van Judas bezig gehouden. Rudolf Steiner schrijft in zijn Het Markus Evangelie (1971, p. 44): Men zal moeten leren de Bijbel ook als kunstwerk te zien; dan zal men ook gevoelig worden voor de grootsheid, die in de Bijbel als kunstwerk is neergelegd en men zal ook aandacht krijgen voor wat er bedoeld is in dit kunstwerk. Misschien mag er nu nog op een ding gewezen worden. Onder de vijf zonen van Matthatias is er één, die in het Oude Testament al Judas heet. Hij is degene, die in die tijd het krachtigst vecht voor zijn volk, die met hart en ziel aan zijn volk verknocht is en aan wie het ook lukt een verbond met de Romeinen te sluiten tegen koning Antiochus van Syrië. (I Maccabeeën, hfdst. 8) Deze Judas is dezelfde, die naderhand de proef te doorstaan heeft om het verraad te plegen... Als men het meer van kunstzinnig-compositorisch standpunt beziet, staat de grandioze gestalte van Judas in de laatste hoofdstukken van het Oude Testament merkwaardig in tegenstelling tot de Judas-figuur in het Nieuwe Testament. Het is ook een opvallend symptoom, dat de Judas uit het Oude Testament een verbond met de Romeinen sluit en op die wijze al voorbereidt, wat later moet geschieden, nl. de weg te banen, die het Christendom nemen moet door het Romeinse element om daarna in de wereld te komen. Bepaalde denkbeelden die honderd jaar geleden als onzin werden betiteld, blijken meer waarheid te bevatten dan men dacht. Met de vondst van de Nag Hammadi bronnen (1945) is de belangstelling voor de gnosis aangewakkerd. ‘Teleac’ gaf een cursus over de Geschiedenis van de Gnosis, zodat haar principes voor een breder publiek bekend werden. Vanaf het begin van onze jaartelling vormt de gnostische interpretatie van de werkelijkheid een constante onderstroom in de westerse cultuur. Bij alle wisseling van de historische verschijningsvormen is het uitgangspunt onveranderd gebleven: ‘de mens en zijn wereld kunnen alleen maar vanuit een hogere allesomvattende werkelijkheid worden verstaan’.Ga naar eind31 Ook in de interpretatie van de Gnostische Beweging is het uitgangspunt: gnosis is van alle tijden, het gaat om de zelfkennis die Godskennis in één is. De kerkvader Irenaeus, bisschop van Lyon in 178 en bestrijder van de gnostici, meldt in zijn werk Adversus Haereses (Tegen de ketterijen) dat al in de tweede eeuw een gnostische groepering bestond, de Kanaieten, die Judas Iskariot vereerden, en dat er een Evangelie van Judas bestond. Het is zeer interessant dit van een tegenstander te vernemen. | |||||||
[pagina 157]
| |||||||
Robert HaardtGa naar eind32 beweert dat er wel verondersteld werd dat dit geschrift had bestaan, maar tot nog toe was het in geen enkel handschrift te vinden. Hij citeert uit Irenaeus: The betrayer Judas knew this very well, they say and he alone of the apostles recognized the truth, and carried through the mystery of the betrayel. Through him, everything in heaven and earth was undone. De gnostici hebben altijd belangstelling gehad voor de rol van Judas. Het is daarom niet verwonderlijk dat ook de huidige denkers over de geheimen van leven en dood, zoals Samael Aun Weor, over Judas Iskariot hebben nagedacht. De uitspraak van deze Zuidamerikaanse esoteristGa naar eind33 en grondlegger van de Gnostische Beweging (1950), dat al hetgeen vermeld staat in het eerder genoemde werk van Armando Cosano de waarheid bevat, heeft mijn belangstelling voor Judas vermeerderd. In 1976 licht Arm Weor zijn standpunt nader toe in zijn kerstboodschap, ‘La gran Rebellion’: (in het hoofdstuk over de drie verraders van de innerlijke Meester). Het verraad van Judas is volgens hem een onderdeel van het kosmisch drama, de ontwikkelingsgang van de mensheid. Beelden van opoffering zijn te vinden in de levens van alle grote Meesters, zoals Boeddha en Krishna, die de Christus vooraf zijn gegaan. Hun levensverhaal vertoont ook trekken van de levensgeschiedenis van Jezus.Ga naar eind34 Verder zegt Samael Aun Weor: De esoterische achtergrond van Judas geeft aan dat het hier om een specifiek soort ego gaat, dat een belangrijke rol speelt in de innerlijke ontwikkeling van de mens. Het verraad van Judas verzinnebeeldt de demon van de begeerte. Dagelijks verraden wij onze innerlijke Meester door onze begeerten vrij spel te geven. We beseffen dat de weg naar de waarheid een van zelfopoffering is, en offers wil de mens in de greep van het materialisme niet brengen. De drie verraders Kaifas, Pilatus en Judas, dat zijn wijzelf. De wereld heeft zoveel minachting voor hen omdat hun zwakheden de onze zijn. Karl Barth benadert het dichtst deze stellingname: ‘Aan Judas kan de mens zijn eigen essentie herkennen. Judas is de schaduw van de mens die hem altijd begeleidt’.Ga naar eind35 Het theosofisch standpunt luidt: ‘Want de ware aard van deze apostel en verrader is voor de rechtbank van de mensheid nooit op de juiste manier weergegeven’.Ga naar eind36 Het spreekt vanzelf dat met deze beschouwingen over de figuur van Judas Iskariot het laatste woord niet gezegd is. De vraag blijft: Wat is de waarheid? Boeli zegt hierover in De rots der struikeling: Zo ben ik, van jongsaf aan, bedolven geweest onder meningen zonder gezag. Een ieder verkondigt de waarheid, zoals hij hem ziet. En de waarheid? Ik weet niet of ik ooit de bron zal ontdekken waaraan ik mijn | |||||||
[pagina 158]
| |||||||
dorst voorgoed kan lessen en het anker, waarvoor ik mijn ziel in de oceaan van de eeuwigheid kan leggen. Aun Weor geeft als antwoord: De waarheid, zij is niet in een of andere sekte of geloofsgemeenschap te vinden. Men moet haar in zichzelf zoeken. Alleen wanneer men een onderzoeker is met innerlijke verwondering zal men ontdekken dat de waarheid binnen in de mens zelf aanwezig is. De sleutels van de waarheid liggen in ons eigen hart.Ga naar eind37 Met De Mensenzoon van Boeli van Leeuwen als basis ben ik jaren geleden begonnen aan een zoektocht naar de waarheid omtrent de Judas-figuur. Zo blijkt hoe één geschrift een geweldige invloed kan hebben. Als Boeli geen enkel ander boek had geschreven, dan verdient zijn moed en inzicht in De Mensenzoon tentoongesteld reeds in de annalen van de geestelijke ontwikkeling van de mensheid te worden opgenomen. Dit werk is zonder twijfel de getuigenis van Boeli van Leeuwen's gnostische levensfilosofie. |
|