Drie Curaçaose schrijvers in veelvoud
(1991)–Henny Coomans, Maritza Coomans-Eustatia, Wim Rutgers– Auteursrechtelijk beschermdBoeli van Leeuwen, Tip Marugg, Frank Martinus Arion
[pagina 103]
| |
VooroudersIn 1887 kwam Willem Christiaan Jacobus van Leeuwen als ongehuwd onderwijzer vanuit Nederland naar Curaçao. Later werd hij daar benoemd tot schoolopziener (1907-1914) en hij was tijdelijk Gezaghebber op Saba (september-december 1915). Hij huwde met Maria Mercedes Arevalo Maal (geb. Curaçao, 15 januari 1873), dochter van de Curaçaose zakenman Pieter Hendrik Maal. Op deze wijze kwam de Nederlandse onderwijzer terecht in de zeer besloten blanke protestantse samenleving van het eiland. Uit dit huwelijk werd Pieter Hendrik van Leeuwen geboren (Curaçao, 1 oktober 1893), die evenals zijn vader een ambtelijke carrière koos. Hij was o.a. ontvanger op Aruba in het begin van de jaren twintig, en districtsmeester op Curaçao (1923-1939). Hij klom op tot Gezaghebber van Bonaire (oktober 1939-oktober 1943) en tenslotte tot Gezaghebber van de Bovenwindse Eilanden met standplaats Sint-Maarten vanaf december 1943. Op 23 februari 1948 volgde eervol ontslag om gezondheidsredenen. Zijn portret is afgebeeld in J. Hartog (1957, Bonaire; van Indianen tot toeristen, p. 46, foto 20). Ook Pieter van Leeuwen was gehuwd met een Curaçaosch meisje van blank-protestantse origine, Ana Maria Gorsira (1898-1990), dochter van de plantagehouder van Plantage Klein Sta Martha. Pieter en Ana kregen drie kinderen: dochter Elizabeth Mercedes en twee zoons. De oudste zoon werd genoemd naar zijn grootvader: Willem Cornelis Jacobus, hij werd later bekend als de schrijver Boeli van Leeuwen. | |
Jeugdjaren op Curaçao en in NederlandOndanks dat zijn ouders destijds op Aruba woonden, waar zijn zusje Elsje ter wereld kwam, werd Boeli van Leeuwen op Curaçao geboren. Hij zag het levenslicht op 10 oktober 1922 in het herenhuis Casa Blanca in de stadswijk Otrobanda. De gebeurtenissen rondom de aanloop tot zijn geboorteproces heeft Boeli zelf beschreven in Geniale Anarchie (1990, hoofdstuk ‘Een groot geheim’). In 1923 werd vader Van Leeuwen districtsmeester van het Tweede | |
[pagina 104]
| |
District op Curaçao, en het gezin verhuisde naar het landhuis Rust, waar tevens kantoor gehouden werd. Daar werd ook de jongste zoon Tico geboren. Boeli bezocht de Hendrikschool in de stadswijk Punda, een periode die in dit werk beschreven is door zijn jeugdvriend Japa Beaujon. In 1936 vertrok mevrouw Van Leeuwen met haar drie kinderen naar Nederland voor hun verdere opvoeding. Boeli ging in Den Haag naar het lyceum aan het Stokroosplein voor een gymnasiale opleiding. Inmiddels was de Tweede Wereldoorlog in volle gang en Nederland bezet. Over Boeli van Leeuwens wel en wee in de laatste oorlogsjaren is niets bekend of opgetekend. Vlak na de oorlog was hij in Berlijn (Geniale Anarchie, p. 136). Na een tienjarig verblijf in Europa (1936-1946) ging Boeli terug naar Curaçao, waar hij een korte tijd als employé bij de Shell werkzaam was. | |
Een vruchtbaar jaarIn januari 1947 trouwde Boeli van Leeuwen met Dorothy Debrot, dochter van Cola Debrot's broer. Het huwelijk werd ingezegend door dominee Eldermans. Na de plechtigheid trok het bruidspaar zich terug op het landhuis Klein Sta Martha ver buiten Willemstad. In zijn wittebroodsweken begon de jonge bruidegom, hij was toen 24 jaar, te schrijven. Zijn eerste drie artikelen verschenen spoedig daarna in de Beurs en Nieuwsberichten (maart-april 1947), het is een trilogie over kunst, getiteld ‘Eenheid van tegendelen’. Bij het zoeken naar andere gegevens in die krant werden deze artikelen bij toeval ontdekt, het eerste handelt over Rembrandt. Nederlands beroemdste schilder moet voor Boeli van Leeuwen een bijzondere betekenis hebben, want zijn eerste prozawerk De Mensenzoon (niet gedateerd maar eveneens van 1947) is geïllustreerd met enkele etsen van Rembrandt. De Mensenzoon, waarin Bijbelse episoden worden beschreven, is een onbekend werk. Toch heeft het jarenlang onopgemerkt gestaan in de voormalige Wetenschappelijke Bibliotheek op CuraçaoGa naar eind1 (opgericht in 1950, opgegaan in de Bibliotheek van de Universiteit van de Nederlandse Antillen in 1979). Ook Boeli van Leeuwens eerste dichtbundel Tempels in Woestijnen werd vlak na het huwelijk geschreven en in augustus 1947 gedrukt. Het was in de tijd dat De Stoep nog bestond, maar niemand schonk toen aandacht aan Boeli's eerste (en enige) poëzie. Hij schreef erover in Geniale Anarchie (1990, hoofdstuk ‘Onkel Patrice’), en daar staat de waarheid, want het is inderdaad gedrukt in blauwe letters. Maar het binddraadje van de dichtbundel die ik onder handen kreeg is niet rood, maar tweekleurig: rood en geel. Het colofon vermeldt ‘Gedrukt bij “Imprenta Bolivar” Curaçao - | |
[pagina 105]
| |
Augustus 1947’. Deze poëziebundel is in dit werk besproken door Wim Rutgers. In september 1947 vertrokken Boeli en Dorothy van Leeuwen naar Nederland, waar in oktober zoon Pieter Willem geboren werd. De jonge vader begon met de rechten-studie aan de Universiteit van Leiden. | |
Nederland - Barcelona - CaracasBoeli's studie verliep zeer voorspoedig, het kandidaatsexamen werd afgelegd op 8 juli 1948 en de meesterstitel werd behaald op 25 november 1949. Hij werkte negen maanden als advocaat en procureur, en vervolgens promoveerde Mr. Willem van Leeuwen op 27 oktober 1950 aan de Universiteit van Amsterdam op het proefschrift Verwerking van het recht op het overeengekomene. Het gezin vertrok toen naar Spanje, waar de jonge doctor aan de Universiteit van Barcelona gedurende een jaar ‘Derecho comparado’, vergelijkende rechtswetenschappen studeerde. Daarna stak de familie Van Leeuwen weer de Oceaan over met bestemming Venezuela. In Caracas was Boeli gedurende vijf jaar (1952-1956) aan een advocatenkantoor verbonden en hij publiceerde een rechtskundige studie (1954). In Venezuela werd zijn tweede kind, dochter Carla Adolphina geboren.Ga naar eind2 In de woelige dagen na de val van dictator Perez Jiménez vertrokken de Van Leeuwens uit Venezuela en sedert 1957 zijn ze voorgoed op Curaçao gevestigd. | |
De eerste romansMr. Van Leeuwen kreeg een betrekking aangeboden bij het gouvernement als referendaris. Twee jaar later (1959) kwamen er twee kinderen: zijn tweede dochter Ana MariaGa naar eind3 werd geboren en tevens verscheen zijn geesteskind De rots der struikeling. Het manuscript was door boekhandelaar Abram Salas gelezen, die het een mooi boek vond en financieel geholpen heeft om het uit te geven. Niemand op Curaçao wilde het drukken omdat het vies en obsceen gevonden werd. Zonder Abram Salas, die ook menig gekleurde Antilliaan heeft geholpen met het uitgeven van werken, was ‘De rots’ niet verschenen en zou Van Leeuwen wellicht de lust ontnomen zijn om nog meer literair werk te produceren. De Curaçaose uitgave van De rots der struikeling is nu een collectors item. Een jaar later (1960) kwam de eerste Nederlandse druk van de pers die door veel herdrukken werd gevolgd. In één klap behoorde Boeli van Leeuwen tot de Nederlandse literatoren en het boek werd als ‘Boek van de | |
[pagina 106]
| |
Maand’ aangewezen (C.J. Kelk, 1961). Het bestuur van de Jan-Campertstichting kende de auteur in 1961 de Vijverbergprijs toe. De Commissie van Advies schreef het volgende rapport: Deze roman, die door de kritiek algemeen als een verrassing werd beschouwd, is een merkwaardige en boeiende manifestatie van de Antilliaanse literatuur, waarvan sedert de vooroorlogse publicaties ‘Zuid-Zuid-West’ van Albert Helman en ‘Mijn zuster de negerin’ van Cola Debrot nog slechts spaarzaam uitingen tot ons zijn doorgedrongen. [...] De roman werd later in het Spaans vertaald (1964) door Ligia Hoetink. Zijn tweede roman Een vreemdeling op aarde volgde al vrij snel (1962) in hetzelfde jaar waarin ook zijn derde dochter Elisabeth ClemenceGa naar eind4 geboren werd. In de jaren zestig schreef Boeli ook krantenartikelen over de (wan)toestanden op de Antillen, en hij werd bevorderd tot Hoofd algemeen juridische zaken. Dat inmiddels zijn naam in Nederland wel bekend was mag blijken uit het feit dat in november 1964 een Surinamer zich in Amsterdamse artiestencafé's als ‘Boeli van Leeuwen’ uitgaf. Maar hij viel door de mand met een spelfout en omdat hij zich met drank liet trakteren, terwijl de echte Boeli niet (meer) dronk. Bovendien was de Surinamer een kleurling. In 1966 kwam De eerste Adam van de pers. Daarna ging de familie Van Leeuwen met verlof naar Nederland, ze logeerden op het kasteel Groeneveld te Baarn. Het was de laatste maal dat Boeli Nederland bezocht, want in later jaren was het alleen mogelijk om per vliegtuig de Oceaan over te steken en hij is niet gesteld op vliegreizen. De bioloog-cineast Peter Creutzberg verwierf de ‘Staatsprijs Filmkunst 1967’ voor zijn film ‘Corsow’, zoals het eiland Curaçao in het Papiaments heet. Boeli van Leeuwen had voor deze film het scenario geschreven, hetgeen in het juryrapport van 7 juni 1967 apart vermeld staat: Het ‘verhaal’ van zijn film ‘Corsow’ is bijzonder geschikt om het oude en nieuwe Curaçao tegenover elkaar te stellen; daar waar die twee werelden elkaar ontmoeten en botsen gebeurt dat in deze film op een werkelijk dramatische manier en bovendien zo, dat de sfeer der menselijke verhoudingen op het eiland er voelbaar door wordt. | |
[pagina 107]
| |
berg's film, Boeli van Leeuwen, een duidelijk aandeel geleverd zal hebben in de uitbreiding van Creutzberg's wereld, zoals die in deze film tot uitdrukking komt, maar de uitwerking daarvan is vaak op sublieme wijze bewerkstelligd. [...] | |
Willemstad brandt - Aruba los - Caracas dreigtOp 30 mei 1969 brak er opstand uit onder de arbeiders van Curaçao en veel gebouwen werden in brand gestoken. De gebeurtenis bracht een schok teweeg op het eiland en het vuur van de brand in Willemstad betekende het einde van de blanke overheersing. Mr. Van Leeuwen bleef echter in zijn hoge bestuursfunctie, zijn deskundigheid maakte hem onvervangbaar, en door zijn onpartijdigheid was hij voor blank en zwart aanvaardbaar. In de krant heeft hij over de opstand geschreven. In 1970 maakte hij in opdracht van de Staten een Verslag over de toekomstige staatkundige structuur van de Nederlandse Antillen, in 1972 gevolgd door De Nederlandse Antillen tussen Nederland en Venezuela. In 1973 stonden de Antilliaanse kranten vol over een ‘Geheim Rapport’ dat Van Leeuwen gemaakt zou hebben over de relatie met Venezuela. Het bestaan van dit Rapport werd door de een bevestigd, door anderen ontkend. Wie zou overigens zo'n rapport beter kunnen samenstellen dan Van Leeuwen, die de samenleving van het grote buurland uit eigen ervaring kende? Alle gepubliceerde artikelen van Boeli van Leeuwen uit 1972 en 1973 behandelen dit thema. In die jaren kwam op Aruba de afscheidingsbeweging opnieuw op gang, de Arubanen wilden de banden met de overige Antillen verbreken, en op de lange duur onafhankelijk worden van Nederland. (In november 1975 werd ook Suriname onafhankelijk.) Om deze problematiek te bestuderen verbleef Van Leeuwen gedurende een jaar op Aruba (1974-1975), en zijn ideeën over dat eiland schreef hij neer in de Amigoe. Terug in Willemstad werd hij benoemd tot Secretaris van het eilandgebied Curaçao (1976), hetgeen hij tot en met 1982 is gebleven. | |
Tweede literaire tijdperkNa jaren van stilte kwam er in zijn laatste ambtelijke periode weer literair werk op de markt: de novelle Een vader, een zoon (1978). In 1982 werd Boeli zestig jaar en hij ging met pensioen. Hij vestigde zich als pro deo-advocaat voor de minvermogenden op Curaçao. Tezamen met zijn vriend pater Brenneker O.P. richtte hij de Sint-Vincentiusvereniging op, voor hulp aan alcoholisten, drugsverslaafden en geestelijk gehandicapten. | |
[pagina 108]
| |
In 1983 kreeg hij de Cola Debrot-prijs voor zijn gehele oeuvre. Hij bleef op onregelmatige tijden bijdragen leveren aan kranten en tijdschriften, en publiceerde weer een roman Schilden van leem (1985) die aan zijn literaire collega en vriend Tip Marugg werd opgedragen. In het artikel Leven zonder afleidingsmanoeuvres (1985) vergeleek hij Tip met zichzelf. Boeli bleef schrijven en publiceerde in 1988 de roman Het teken van Jona. Hij begon aan een wekelijkse column in De Curaçaosche Courant, jrg. 176 en 177 (1988-1989). Deze columns werden, op één na, gebundeld uitgegeven als Geniale Anarchie in 1990. In laatstgenoemd werk kunnen we een hoofdstuk aantreffen getiteld ‘Een dooie muis’, handelend over Boeli's huid die door de felle tropenzon is aangetast. Het is de oorzaak dat zijn geniale hoofd permanent bedekt is met een wijdgerande hoed, hetgeen hem de bijnaam bezorgde van ‘de roofvogel met de strooien hoed’. Zoals een roofvogel naar prooi uitziet, zo speurt het oog van Boeli van Leeuwen naar slachtoffers die hij op onnavolgbare wijze in zijn pen vangt. |
|