| |
| |
| |
Tot slot
In de laatste decennia heeft een aantal Nederlandse auteurs over de
Nederlandse Antillen geschreven. In hun kinder- en jeugdboeken worden meestal
de avonturen verteld van Nederlandse jongens (en meisjes) die tijdelijk op
Curaçao verblijven, bijvoorbeeld
Het geheim van het oude landhuis door
J. Fabricius;
De stenen dori door
Gerrit van Heerde;
Mia Robbé's boekje
Hier is Flossie.
Anton Quintana:
Duel in de diepte speelt op Bonaire en
gaat ook over een Nederlands meisje.
Er zijn daartegenover ook enkele Antilliaanse auteurs die over
Nederland schreven. Diana Lebacs' Sherry speelt gedeeltelijk
in Nederland, en de Nederlandse maatschappij wordt kritisch beschouwd. Dat is
ook het geval in
Angela Matthews'
De witte pest, en
Sonia Garmers'
Lieve koningin, hierbij stuur ik U mijn
dochter en het bekroonde
Orkaan en Mayra. In deze boeken spelen
Antilliaanse figuren de hoofdrol; ze zijn tijdelijk of permanent in
Nederland.
De overeenkomst tussen beide groepen van boeken is, dat de
hoofdfiguren meestal min of meer tegenover de maatschappij, waarin ze zich op
dat moment bevinden, verkeren. Vanuit de eigen situatie wordt het andere,
onbekende of zelfs vijandige beschreven. De leefwereld is veranderd, maar de
belevingswereld is dezelfde gebleven, of om het met het motto van Horatius uit
Driemaal is scheepsrecht van
Miep Diekmann uit te drukken: Zij, die over
zee gaan veranderen wel van klimaat, maar niet van karakter.’
Ook in de literatuur voor volwassenen vinden we dit verschijnsel bij
Nederlanders als in
Dolf de Vries'
Een muur van blauw,
Adriaan Hulshoff:
Dorstig paradijs en
Bouke Jagt
Onder de wolkenwals, enz. En omgekeerd
zien we Antillianen in Nederland in werken van
Boeli van Leeuwen:
Een vreemdeling op aarde,
Frank Martinus Arion:
Afscheid van de koningin,
Cola Debrot:
Bewolkt bestaan, en dergelijke. Alleen
Boeli van Leeuwen doorbrak dit patroon met zijn dunne roman
Een vader, een
| |
| |
zoon, waarin uitsluitend Nederlanders in Nederland
voorkomen, beschreven door een Antilliaanse auteur.
Miep Diekmann schrijft in haar jeugdboeken
ook over Nederlanders op de Antillen, en beweegt zich als zodanig geheel in dit
traditionele patroon. Dat is het geval in haar vroegere werk, in
De dagen van Olim en
Driemaal is scheepsrecht,
Mens te koop en
Dan ben je nergens meer. Maar de visie
is anders; het ‘tegenover de maatschappij staan’ wordt als negatief
afgekeurd.
Bovendien is zij, althans bij mijn weten, de enige Nederlandse auteur
die jeugdboeken over de Nederlandse Antillen schrijft, waarin Nederlandse
kinderen ontbreken en waar uitsluitend Antilliaanse kinderen, in elk geval als
hoofdfiguren, in voorkomen:
Padu is gek;
Gewoon een straatje;
...En de groeten van Elio;
Marijn bij de Lorredraaiers (Marijn is een geboren
creool) en
Geen enkel verdriet duurt honderd
jaar.
Als we dit verschijnsel wat ruimer bekijken, buiten enkel Antilliaans
verband, zien we dat Miep Diekmann hierin bepaald niet alleen staat. Het is de
laatste jaren in Nederland zelfs mode geworden om over andere culturen te
schrijven, nu dat land zelf multi-raciaal en multi-cultureel geworden is.
Henk Barnard kreeg zo de Staatsprijs voor
Kinder- en Jeugdliteratuur, en
Anton Quintana een Gouden Griffel. Ook
Antilliaanse schrijfsters als
Diana Lebacs en
Sonia Garmers kregen trouwens Nederlandse
prijzen voor hun jeugdboeken. Miep Diekmann is dus niet de enige auteur (meer),
maar ze was wel (een van) de eerste die over de jeugd in een andere cultuur
schreef. Als zodanig zijn haar boeken, ook die uit de jaren vijftig, juist nu
nog volledig actueel; de herdrukken bewijzen het trouwens.
Een tweede kenmerk van Miep Diekmanns jeugdboeken is de doorbreking
van de scherpe grens tussen kinderboeken en romans voor volwassenen als in
Driemaal is scheepsrecht en Marijn bij de
Lorredraaiers. Elio is bijvoorbeeld een hoofdfiguur in een jeugdboek, die
dertig jaar oud is! Het genre jeugdliteratuur met de klemtoon op jeugd èn op
literatuur kreeg via Miep Diekmann een krachtige impuls. Invloeden en
beïnvloedingen zouden een aparte studie van de moderne jeugdliteratuur vergen,
en vallen geheel buiten het doel van deze studie en mijn
beoordelingsbevoegdheid.
In Miep Diekmanns boeken spelen jongens én meisjes een hoofdrol:
Matthijs en Niki; Padu en Maddalena; Marijn, Oeba en Knikkertje; Jos- | |
| |
je, Bubi en Crispin; Boechi met zijn vrienden en vriendinnen; Mickey
en Vincent. Het is alleen hierom al niet meer mogelijk om van jongens- en
meisjesboeken te spreken, zoals de traditionele scheiding gehanteerd werd en
wordt.
Miep Diekmann doorbreekt deze door haar
figuren én de thematiek, die heel vaak emancipatie voor beiden, jongens zowel
als meisjes, inhoudt: ze moeten allemaal leren zichzelf te bewijzen, te
zijn.
Dat ook de oudere boeken nu nog zo vaak herdrukt worden, komt mede
door het taalgebruik. Dat de taal van
De boten van Brakkeput verouderd zou
zijn na vijfentwintig jaar, daar komt alleen degene achter die de achtste en
negende druk met elkaar vergelijkt.
Miep Diekmann heeft in de laatste, zoals
aangetoond, de taal nóg dichter bij de hedendaagse spreektaal gebracht. Het
taalgebruik van haar is zo levendig door de humor, de ‘vlotheid’ die bereikt
wordt door een woordkeus die aansluit bij de taal van vandaag, de relatief
eenvoudige zinsbouw, het veelvuldig gebruik van dialogen en een beschrijving
die altijd via de figuren gaat, waarbij de verteller zich niet tussen figuur en
lezer dringt, door Miep Diekmann zelf ‘gedramatiseerde informatie’ genoemd.
Haar beeldspraak is vaak gedurfd en ongewoon, en daardoor opvallend, waarbij ze
ook veel neologismen gebruikt
Haar Caraïbische jeugdboeken bieden samen een enorme verscheidenheid.
Van de drie Benedenwindse eilanden komt Curaçao verreweg het meest aan bod,
maar ook Bonaire wordt genoemd. Van de Bovenwindse komt Saba ter sprake;
daarnaast zijn er andere landen en eilanden in de Caraïbische regio, waar
verhalen of hele boeken zich afspelen. Van Curaçao worden allerlei delen
beschreven: de stad, waarvan het Fort Amsterdam en zijn omgeving en Fleur de
Marie het meest voorkomen; Band'Ariba (Brakkeput) en Band'Abao (Santa Cruz,
Santa Martha) in de buitendistricten.
We maken kennis met kleine kinderen die nog op de lagere school gaan,
maar ook met oudere kinderen en volwassenen als hoofdfiguren in de werken. Miep
Diekmann isoleert de kinderwereld niet van de wereld van de volwassenen, maar
integreert ze, zoals ook in het gewone leven kinderen en volwassenen natuurlijk
steeds met elkaar in contact zijn. Ze laat daarbij ook zien dat positieve en
negatieve karaktereigenschappen in allerlei leeftijdscategorieën voorkomen.
De variatie in vertelde tijd is ook aanzienlijk. Van de zeventiende
eeuw | |
| |
tot de twintigste. De historische romans als
Marijn bij de Lorredraaiers en
Mens te koop geven veel bijzonderheden
over de tijd van de slavernij weer. Daarnaast zien we de Antilliaanse
leefwereld met zijn vrij traditionele patroon van de jaren dertig, de tijd dat
Miep Diekmann als kind op Curaçao woonde; de
Antillen van ongeveer 1960, toen ze weer teruggeweest was; en Curaçao in de
nieuwe tijd na 30 mei 1969. Ook in de tijdsbehandeling in de boeken zelf is er
veel verscheidenheid. Van eenvoudige chronologische vertelwijzen tot flash
backs, vooruitwijzingen en andere doorbrekingen van de eenvoudige
tijdsstructuur. Miep Diekmann schrijft verhalen die enkele dagen in beslag
nemen, maar ook jaren; in
De dagen van Olim springen we zelfs
dertig jaar!
De wijze waarop verteld wordt is meestal van ‘buitenaf’. Er wordt óver
de hoofdpersoon geschreven door een verteller die als het ware meeloopt met de
hoofdfiguren en in hun huid kruipt, zodat we beurtelings lezen over de
uiterlijkheden, de buitenkant van wat de figuren doen en zeggen, maar daarna
over hun innerlijk, wat ze willen en denken. Dit geeft de jonge, nog niet zo
ervaren lezer de grootste kans zich met de figuur te indentificeren. Het
perspectief ligt hoofdzakelijk bij één figuur, de hoofdpersoon. Maar ook andere
worden zowel van buiten als van binnen beschreven. Ik-verhalen ben ik niet
tegengekomen. Alle verhalen zijn geobjectiveerd tot hij/zij-verhalen, ook het
auto-biografische De dagen van Olim.
In de thema's is eveneens een enorme verscheidenheid, of de verhalen
nu in opdracht of ‘vrij’ tot stand kwamen. Naast het auto-biografische zien we
het opgroeien van Curaçaose kinderen in een klein geïsoleerd vissersdorp; in
een armoedige bario; de tegenstelling tussen rijk en arm; politiek van het
eigen eiland en daarbuiten; slavernij en zijn historische karakteristieken; de
verhouding tussen de Nederlandse en de Antilliaanse cultuur; de verhouding
tussen mensen van verschillende rassen; en de macht van de taal.
In de tien hier geanalyseerde boeken is wat betreft al deze aspecten
zoals tijd, ruimte, figuren, perspectief en thematiek een duidelijke
ontwikkeling bespeurbaar van eenvoudig naar ingewikkeld, waarbij de laatste
verhalenbundel een uitzondering is op deze ontwikkeling (maar deze verhalen
waren voor een deel al veel eerder geschreven). In de eerste boeken is de
structuur nog vrij eenvoudig, zijn de figuren nog jong, de boeken geringer van
omvang en bestemd voor tamelijk jonge lezers. In de latere boeken wordt de
structuur ingewikkelder, de figuren zijn ouder, | |
| |
evenals het
lezerspubliek voor wie ze geschreven zijn. De moelijkheidsgraad van de boeken
neemt toe door moeilijker taal en thema's.
Naast al deze variaties zijn er een aantal constanten in Miep
Diekmanns Caraïbische jeugdboeken. Dat is al heel duidelijk wat de hoofdfiguren
betreft; een wat eenzame, stille, nogal geïsoleerde figuur, die echter meer in
zijn mars heeft dan de gemiddelde mens. Hij/zij wordt de drager van het thema.
Daar staat dan de gemenerik, de slechterik tegenover, die in de loop van het
verhaal gemeen en slecht blijft; alleen de hoofdfiguur ontwikkelt zich. De
jeugdige hoofdfiguur wordt gesteund door een oude-(re) mannelijke figuur die
hem leidt en op het juiste spoor zet. Deze vertegenwoordigt de wijsheid en
levenservaring die de jongere nog moet opdoen, maar die hij later zeker zal
bereiken. De hoofdfiguur komt in een kritische situatie te verkeren, waarin hij
zelf een oplossing moet zoeken voor zijn probleem. Hij komt daarna gelouterd,
want volwassener en zelfstandiger tevoorschijn uit het conflict.
In het latere werk is soms de bijfiguur degene die de oplossing
verschaft: Dodo, Crispin, Vincent. Niet de Nederlander biedt uitzicht op de
toekomst, maar de Antilliaan!
In alle werk is sprake van een hechte compositie waarin alles met
alles samenhangt. Geen enkel motief komt onvoorbereid. ‘Losse draadjes’ zoeken
in Miep Diekmanns boeken is ondankbaar werk, omdat de gehele structuur van te
voren volstrekt doordacht is.
De taal, het gesprek, de vertelling, de dialogen zijn steeds weer
middelen tot misverstanden én tot contact; ze scheiden vriend en vijand, die
elkaar herkennen door middel van hun taal. Schelden staat tegenover
bedachtzaam, spaarzaam geuite woorden. In alle werken wordt het belang van de
taal als contactmiddel onderstreept.
Miep Diekmann laat de lezer voortdurend meeleven in een cultuurschok,
die de hoofdfiguren ondervinden, de zelfstandige beoordeling van goed en kwaad,
van overlevering en nieuwe vormen, van Europese en Antilliaanse cultuur, van
gelijkheid en anders zijn, algemeen gezag en persoonlijke verantwoordelijkheid,
jong en oud. Ze laat daarbij steeds twee kanten, pro en contra, van de zaken
zien, waaruit de hoofdfiguur (en de lezer!) kan kiezen.
De hoofdfiguren en de verteller staan daarbij aan de kant van de
doorbraakidee, waardoor de zich identificerende lezer ook in deze gedachtengang
gedrongen wordt. De boeken werken zo emanciperend, waarbij het | |
| |
individu centraal staat. Door een persoonlijke opstelling komen Matthijs, Padu,
Marijn in de problemen, die ze hadden kunnen voorkomen door in de veilige
anonimiteit van de groepsidee te blijven.
Nu is het niet zo dat de hoofdfiguren als een soort ‘ridders van
avontuur’ juist dit van de groep afwijkende zóeken. Nee, ze wórden er voor
geplaatst, door hun karakter dat dit individualisme vaak erfelijk overgeleverd
heeft gekregen, of door de situatie waarin ze huns ondanks terechtkomen.
Matthijs zóekt de vluchteling niet, deze wordt op zijn weg geplaatst. Kinderen
vervelen zich, bedenken een spelletje dat verkeerd loopt, en moeten nu maar
zien hoe het weer goed te maken. Knikkertje groeide op met Marijn en Oeba omdat
hun vader en moeder dat zo wilden. Mickey wordt bijna op vakantie naar Sint
Musa gestúúrd. Het leven plaatst de mens in situaties die om een persoonlijk
antwoord vragen. Ondanks het onkerkelijk karakter van Miep Diekmann's werk, zou
je hier haast in religieuze termen gaan schrijven.
Ik begon in de introductie met het Antilliaanse karakter van Miep
Diekmanns werk. Vergelijk ik nu de boeken van
Sonia Garmers en
Diana Lebacs met haar romans, dan zie ik ook
daarin dat centrale individualisme. Maar door het ‘coachen’ van deze auteurs
door Miep Diekmann is het hier heel moeilijk te spreken van gelijkheid en
overeenkomsten. Eerder lijkt er sprake van een beïnvloeding door Miep Diekmann
zelf op deze auteurs en hun thematiek.
Deze gedachte krijgt steun als ik het werk van
Cola Debrot,
Boeli van Leeuwen en
Tip Marugg naast het werk van Miep Diekmann
leg (hoewel dit voor volwassenen is geschreven). Ook in
Mijn zuster de negerin,
De rots der struikeling,
Weekendpelgrimage komt individualisme voor, maar
hier is het zo dat het individu lijdt aan zijn geïsoleerd-zijn. Hij zou
opgenomen willen zijn in de groep, maar kan dat om diverse redenen niet
verwezenlijken. Ik kan hier nu niet dieper op ingaan, het alleen even
aanduiden. Het individualisme is bij deze Antilliaanse auteurs eerder een doem
dan een zegen. Het wordt negatief gewaardeerd, zoals ook Jean Rhys van Dominica
en V.S. Naipaul van Trinidad het geïsoleerde, van de maatschappij losgeraakte
individu beschrijven. De minderheidssituatie van de hoofdfiguren in de
Caraïbische literatuur levert niets positiefs op, maar leidt tot hun psychische
en fysieke ondergang. Ook bij
Frank Martinus Arion, in
Dubbelspel, geldt individualisme als
negatief tegenover gemeenschapszin die positief gewaardeerd wordt. Het
sociaal-coöpera- | |
| |
tieve staat hierin scherp tegenover Westers
individualisme.
Nu is Miep Diekmanns individualisme geen persoonsverheerlijking, maar
een dienend individualisme. Matthijs helpt; Padu/Sjoontji leren de mensen iets;
de kinderen leren de mensen opnieuw geloven in geluk; Marijn en Elio geven elk
in hun eigen situatie de mensen een lesje.
Uiteindelijk hebben Miep Diekmanns boeken zo een positief effect en
doorbreken ze fatalistische doemdenkerij. De ‘held’ die in de Westerse
literaire traditie altijd ten onder gaat, wordt vervangen door een ‘positieve
held’ die anderen helpt en zelf overleeft.
Dat is exact wat Frank Martinus Arion eens uitdrukte, toen hij zei dat
het Caraïbische gebied behoefte heeft aan ‘positieve’ boeken: Literatuur kan
bevrijdend of niet bevrijdend werken. Niet bevrijdend werkt ze, als ze de
tragische visie op de mens verkondigt. Deze wijze van literatuurbeoefening is
in Europa in zwang en gaat terug op de Griekse tragedie...De held moet tussen
twee uitersten kiezen, maar welke keuze hij ook doet, hij zal verpletterd
worden... De hele kunst is doortrokken van het tragische aspect. In de
Nederlandse literatuur moet de hoofdfiguur op het ogenblik een tragisch einde
hebben. Alle hoofdfiguren zijn gefrustreerde, problematische persoonlijkheden.
Als ze niet tragisch zijn, noemt men het triviaalliteratuur, een meisjesroman
met een gelukkig einde... Tegenover de tragische visie zijn er de schrijvers
met een positieve visie. De Caraïbische mens heeft geen tragische maar een
optimistische visie op het leven. Er zijn twee groepen positief ingestelde
schrijvers: zwarte schrijvers die juist de eigenschappen van de zwarte
verheerlijken, waar de Europeanen op neerkijken... In de tweede plaats blanke
schrijvers die invloeden van ‘onderen’, van de negers als positief ervaren...
(Verslag van een lezing door Frank Martinus Arion gehouden, in dagblad
Amigoe, 27 februari 1981). Dat laatste is van toepassing op
het werk van Miep Diekmann. Haar boeken hebben ook het positieve, nieuwe
mogelijkheden biedende optimistische slot. Maar wel heel anders dan in de
traditionele ‘meisjesroman’! Dat is al heel duidelijk in boeken met een
nadrukkelijke ‘happy ending’ als Padu is gek, Gewoon een
straatje, en vooral in ...En de groeten van Elio, waarin
ze die Nederlandse triviaalliteratuur op de hak neemt. Maar ook in De boten van Brakkeput met zijn ‘open einde’ is de oplossing
positief, hoewel niet direct: Matthijs doet de juiste keuze. Zoals Knikkertje,
wanneer ze vrij is gekocht door Marijn, ook vrij ‘kiest’ voor de dood in plaats
van een hernieuwde slavernij bij de muiters op het | |
| |
schip. Ze
beschikt in vrijheid over het enige wat ze heeft: haar eigen leven en dat van
haar kind.
Wie Miep Diekmanns werk vergelijkt met het ‘Antilliaanse’ werk van
haar collega-schrijvers in Nederland, ziet onmiddellijk haar ander benadering,
die door het verblijf in haar jeugd op Curaçao veel meer van ‘binnen-uit’
geschiedt. Ze plaatst zich in haar werk niet tegenover de Antilliaanse
maatschappij; ze beschrijft figuren die daarvan juist deel uitmaken, maar zich
wel tegelijkertijd kritisch tegenover deze maatschappij opstellen. In dat
‘kritische’ spelen haar Nederlands-Westerse waarden een belangrijke rol. Maar
die kritische kijk richt zich ook op Nederland en Nederlandse figuren, zoals in
Driemaal is scheepsrecht en De dagen van
Olim bijvoorbeeld. Miep Diekmanns kritiek gaat zo in twee richtingen:
nogal fel ten opzichte van de Nederlandse maatschappij, en milder want
proberend te begrijpen en te verdedigen, ten opzichte van Antilliaanse.
In feite zijn haar figuren zo op zoek naar die individuele menselijke
identiteit en integriteit die herhaaldelijk als hét grondthema van de
Caraïbische literatuur wordt aangeduid. Een integriteit die natuurlijk
daarbuiten en daarboven, want algemener, een algemeen menselijk, niet een
specifiek Caraïbisch streven is.
Wat hier naar voren is gebracht over de Caraïbische jeugdboeken heeft
slechts een beperkte geldigheid voor Miep Diekmanns werk in zijn totaliteit. Ik
heb slechts twintig procent van haar werk en vijftig procent van haar
Caraïbische werk besproken. Haar Nederlandse jeugdboeken zijn zelfs niet
genoemd. Haar vertalingen, haar recensieactiviteiten, de vele lezingen, het
coachen, het werk in letterkundige verenigingen, haar contacten met schrijvers
in andere Westerse landen, in de Derde Wereld en in de socialistische landen
zijn in het geheel niet ter sprake gekomen.
Het zou mogelijk zijn haar werk te vergelijken met dat van andere
auteurs in Nederland, Europa, Suriname, de Nederlandse Antillen, het Caraïbisch
gebied waar schrijvers als V.S. Reid en Jean D'Acosta voor hun jeugd bezig
zijn. Dit alles is niet gebeurd.
Wat een enorme taak om de juiste waarde van Miep Diekmann als auteur
in haar totaliteit te overzien en te evalueren!
Aruba maart 1983 - februari 1984
|
|