| |
| |
| |
Hoofdstuk 4. Sonia Garmers
1. | Bio- en bibliografie |
2. | Werkwijze |
3. | Literaire prijzen |
3. | Over Orkaan en Mayra |
5. | Over Wonen in een glimlach |
‘Veel jonge auteurs schrijven in eerste instantie voor ouderen en hopen
daarmee voor vol aangezien te worden, iets wat wel te begrijpen is vanuit de
achterstelling van onze eigen literatuur, maar er zit ook een element in van:
schrijven voor kinderen doe je als je in de “grote” literatuur mislukt bent. Wat
natuurlijk onzin is, juist bij de kinder- en jeugdliteratuur moet je beginnen,
je moet ze van jongsaf aan leren lezen en hun het beste voorzetten wat we
hebben.’ (Sonia Garmers in Bzzlletin maart 1980)
| |
| |
| |
1. Bio- en bibliografie
‘Op mijn zeventiende ging ik van school af. Ik had een typediploma
en een Nederlands steno diploma en ging in een boekhandel werken, bij Salas,
want ik hield van boeken. Drie jaar later ging ik trouwen. Ik zat thuis, het
was vervelend. Daarom ging ik verhaaltjes schrijven, zomaar. Als ik een kip
zag, begon ik een verhaal over een kip. En als ik een schoteltje kapot liet
vallen, moest ik een verhaal schrijven over: het zielige schoteltje is kapot
en nu is het kopje weduwe. De grote drama's uit de wereldliteratuur - zoals
Romeo en Julia - gebeurden bij mij thuis in het klein. Zo is het begonnen.
Op een goede dag had ik na een half jaar een stuk of veertig verhaaltjes.
Toen kwam meneer De Wit van de Beurs- & Nieuwsberichten.... Die
wilde mijn verhaaltjes lezen al verstond hij er niks van want ze waren in
het Papiaments geschreven. “Ik heb een Papiaments ochtendblad Today, je
kunt daar beginnen,” stelde hij me voor. “Kom morgen maar praten met meneer
Bogers.” De volgende dag, het was in 1965, stapte ik met die
verhaaltjes onder mijn arm naar meneer Bogers. Meneer Bogers verstond óók
geen Papiaments, maar zei toch: “Ze zijn goed.” En zo kwam er voortaan
iedere vrijdag een kinderpagina uit in het Papiaments met kinderverhaaltjes
van Sonia Garmers.’
Zo vertelt Sonia Garmers (schrijversnaam van Sonia Mathilda Justina - Curacao
9 januari 1933) in Lieve koningin, hierbij stuur ik U mijn
dochter (1976) hoe ‘het allemaal begon’.
Als er bij Today na een paar jaar moeilijkheden komen, gaat
Sonia bij La Cruz van pater Römer werken. La
Cruz is een Papiamentstalig weekblad dat sinds 1 mei 1900 verscheen
onder priesterleiding.
‘Ik ... verzorgde een bladzijde voor vrouwen, met tips voor de
huishouding, recepten. Koken?, Nee, ik kon niet koken! Maar die
recepten had ik allemaal - die kreeg ik van mijn grootmoeder. Ze
vertelde me alles over de recepten en ik schreef het netjes op. Theoretisch
wist ik het allemaal, maar de praktijk? In 1960 schreef ik mijn eerste
kookboek: Cu Marina den Cushina. In 1961 kwam: Recetas. In 1971: Bon Apetit. Ze zijn
allemaal uitverkocht, het eerste in vier, het laatste in twee drukken.
Na die eerste kookboeken heb ik voor de kranten gewerkt: verslaggeefster bij
de La Cruz. Nu en dan sprong ik in voor de Amigoe. Ik had een pagina met van alles over vrouwen. En Tanta
Nini, voor de kinderen. Later werd La Cruz verkocht
en toen werd het Mensahero. Daarvoor moest ik de
Statenvergaderingen en de eilandsverkiezingen verslaan.’
In juli 1955 verschijnt Sonia Garmers eerste verhalenbundel: Tantan Nini... ta conta, die gevolgd zal worden door Conta cuenta, Cuentanan pa mucha en Un makutu yen di
cuenta dat Sonia Garmers zelf het beste van de serie vindt. Ze
vertelt zelf over deze verhalen met veel plezier, achteraf althans.
‘Deze boekjes moest ik in eigen beheer uitgeven. Maar de mensen
kochten ze niet, ze bleven in de boekhandel liggen, het kaft scheurde eraf.
Je gaf vijftig exemplaren bij de boekhandel in consignatie. Als je dan na
lange tijd je geld kwam halen, bleek dat je er 46 terugkreeg, twee waren er
gestolen, één was van de toonbank gevallen, en één was er verkocht! Op die
manier had je natuurlijk geen eigen geld om de drukkosten te betalen. De
eerste uitgave was mogelijk met behulp van May Henriquez en gelukkig
stuurden de fraters nooit een deurwaarder als ze lang op hun geld moesten
wachten. Maar toen de fraters hun drukkerij verkochten, besloot ik te
stoppen | |
| |
met schrijven. Zonder hun hulp was het financieel niet
meer mogelijk. De mensen vinden de verhalen wel leuk, maar ze kopen
geen boeken. Eén koopt een boek en leent het aan iedereen uit; op die manier
verkoop je niets! Daarom kun je beter naar de radio gaan en iedere dag een
verhaal vertellen. De kookboeken werden wel goed verkocht, maar de
kinderboeken niet.
In 1958 maakt Sonia Garmers kennis met de Nederlandse jeugdboekenauteur Miep
Diekmann die haar wegwijs maakt in het leven van schrijven en uitgeven. Na
die tijd maakt ze kennis met Johan Fabricius die een verhaal aan haar
opdroeg:
‘Bij zijn tweede bezoek waren we op visite in een landhuis. Ik heb
hem daar niet veel verteld, hij keek maar rond. De eigenares heeft eventjes
met hem gepraat. Toen later zijn boek “Onder de hete Caraïbische zon”
uitkwam, stond daar een prachtverhaal in over dat huis, waar hij maar één
uur in geweest was. Ik was zo stomverbaasd. Hoe kon het? Hoe was het
mogelijk? Het was een van de weinige keren toen ik in mijn leven dat ik
meemaakte hoe een schrijver werkte.’
Daarna kwamen Jan de Hartog, Willy Corsari, Albert Vogel en Godfried Bomans.
In 1972 gaat Sonia Garmers zelf voor de eerste keer naar Nederland toe om
haar oudste dochter Norine die dan een half jaar in Epe woont en voor
bezigheidstherapeute studeert, op te zoeken. Nadat haar tweede dochter
Jessica in 1973 naar Nederland gegaan is om voor verpleegster te studeren,
gaat Sonia in 1974 opnieuw voor een kort verblijf. Ze maakte toen vier
programma's voor de NOS, wat haar eerste kennismaking met de Nederlandse
televisie was.
Met twee Curacaose vriendinnen Nydia Ecury en Mila Palm had Sonia Garmers in
1972 al een dichtbundeltje uitgegeven: Tres Rosea (= Drie verzuchtingen).
Onder de titel ‘Otro Rosea’ schreef ze een dozijn gedichten die ze opdroeg aan
haar kinderen.
Letterlijke vertaling: Nostalgie Ik wil slapen/ in jouw armen / Mijn hoofd /
op jouw borst / Mijn hart / bij dat van jou / Ademen / gelijk met jou ...
Mijn handen laten gaan/ door jouw haren / mijn ogen sluiten en/ de wereld
laten / doordraaien.
Met Hanny Lim samen publiceerde Sonia Garmers in de jaren 1974 en 1976 enkele
brua-boekjes, met meer succes dan haar kinderboeken. Uit Brua
pa tur dia het volgende:
Belangrijk!!
Lees dit eerst vóór U ‘brua’ recepten gaat proberen. Al haat U iemand
verschrikkelijk, gebruik géén zwarte magie om Uw vijand kwaad te doen! Als U
maar iets verkeerd doet, DAN SLAAT HET OP UZELF TERUG! Het is net zoiets als
wanneer U een jongen een gulden geeft om een boodschap voor U te doen. De
jongen gaat weg met de gulden in zijn hand. Hij komt bij de winkel, maar de
winkel is gesloten. Wat gebeurt er dan? Hij komt bij U terug om te zeggen
dat de winkel dicht is. Hij kon de boodschap niet doen en U krijgt het geld
van die jongen terug. ZO ONGEVEER GAAT HET MET ZWARTE MAGIE ALS U EEN
SPIRITU OPROEPT OM IETS VOOR U TE DOEN EN DE PERSOON | |
| |
OP WIE U
UW WRAAK WILT KOELEN IS ER NIET .....DAN KOMT DE SPIRITU BIJ U TERUG.
Zoals de Engelsen zeggen ‘Don't fool around with black magic!’
Liefde ....
5. Neem een rood koord, een geel koord en een blauw koord. Leg in elk
koord drie knopen. Zeg bij elke knoop die U legt ‘.......(naam), ik wil dat
je van me houdt!’ Vlecht de drie koorden tot één koord en draag dit
koord om Uw middel, liefst op het blote lichaam. Het kan ook om de hals
worden gedragen, dan kunt U er nog een talisman aan hangen.
Oracion de los 13 rayos del sol.
A la una, está el Sol más alto que la Luna
A las dos, las dos tablas de Moisés en las que
escribe nuestro Señor Jesucristo.
A las tres, los tres patriarcas
A las cuatro, las cuatro llagas de nuestro Señor
II
A las seis, los seis cirios con que alumbraron a Galilea.
A las siete, los siete dolores que pasó María Santísima por su hijo.
A las ocho, todas las puertas se alzan con las ocho del paraíso.
A las nueve, mírese amigo y menos nueve enemigos.
A las diez, los diez mandamientos guardaré
A las once, las Once Mil Vírgenes me acompañarán de todo mal camino o
peligro.
A las doce, los doce Apóstoles me acompañarán por mi camino.
Preso Satanas, no me toques ni por delante ni por detrás.
| |
| |
Un Sonjo dedika: na SONIA GARMERS
ku mi ta biba den bo sombra
I si durmiendo ma pronuncia Bo nomber
| |
| |
In 1976 publiceert Sonia Garmers Haar eerste Nederlandstalige werk. Bij de
brua-boekjes was het zo dat Hanny Lim het Nederlands voor haar rekening nam
en Sonia het Papiamento en Spaans.
Lieve koningin, hierbij stuur ik U mijn dochter wordt een
jaar later gevolgd door Orkaan, de Curacaose variant van
Pietje Bell of ‘Total Loss’. Maar onder de grappige oppervlakte zit heel wat
kritiek op de Curacaose maatschappij: het standsbesef, de
opvoedingsmethoden, vrouwenemancipatie, en ‘Er moeten nog honderd orkanen
komen om Curacao te veranderen, Orkaan. Om die stomme ideeën uit de mensen
te waaien.’
Marny de l'Isle, leerlinge van V.W.O.4 - Colegio Arubano, zag het boek als
volgt in haar leesver - slag ervan. Enkele fragmenten:
‘Dit boek vind ik persoonlijk een vreemd boek. Wel goed, maar
verstrooiend op een manier. Toch komen in dit boek verschillende punten naar
voren die leerzaam zijn. Een paar van die punten zijn onder andere: de
tegenstelling arm - rijk; Orkaan tussen oom Chitu en Chaya. Dus dat of je
arm of rijk bent af en toe toch wel een belangrijke rol kan spelen. Een
ander: Emancipatie van de vrouw; Mayra die als timmervrouw werkt. En verzet
tegen machismo; hij is geen versierder en durft zijn emoties te tonen. Deze
begrippen haal je eruit na het lezen van dit boek. Verder heb je ook
nog meer stukken die je iets leren: Als je 'n beroep hebt, dat je met je
handen doet, zoals timmerman, is dat geen schande en kan toch betekenen dat
je een beschaafd en fijn mens kan zijn. Dat slaat dan op die oom Chitu. Nog
een voorbeeld: Orkaan mag geen auto's wassen omdat zijn familie
middenstanders zijn en het goed hebben. Daarom mocht hij ook niet naar de
LTS maar moest hij naar de HAVO door de status van zijn familie. Uit
deze twee voorbeelden zie je hoe belangrijk onder andere je naam is. Dus dat
je op verschillende manieren, bijvoorbeeld door roddelpraatjes, je naam kan
verliezen. Ook zie je dat er bepaalde stukken in staan die betrekking
hebben op Curacao zelf: eigen familie gaat altijd voor; dat een slechte
relatie met je ouders leiden kan tot dat je een andere persoon als vader
en/of moeder gaat zien. Je leest ook dat Mayra een heel ander meisje is
dan alle normale meisjes: ze timmert. Oh nee! Maar dat kan niet, een meisje
hoort niet te timmeren. Je leest ook dat je niet iedereen kan vertrouwen; je
moet goed weten wie allemaal je vrienden zijn. De manier zelf waarop dit
boek geschreven is, is vrij goed. Veel sensaties en Papiamentse woorden en
spreekwoorden. Dat die woorden vertaald worden vind ik ook erg goed. In het
algemeen zou ik dit boek niet afkeuren maar ook niet weer tien keer willen
lezen.’
Van december 1977 tot maart 1979 woonde Sonia Garmers in Nederland. Maar haar
jongste dochter Jeanine, die toen nog op Curacao was, wilde niet dat ze er
bleef.
‘Ik heb veel geleerd over schrijven in die tijd, door met
vakgenoten te praten. Er wordt in Nederland veel meer gepraat dan op
Curacao; hier vertellen ze nooit waar ze echt mee bezig zijn.’
Tijdens dit verblijf ontstond het idee voor het vervolg op Orkaan, dat Orkaan en Mayra (1980) geworden is.
‘In Lieve koningin ... was alles wat ik schreef
over Nederland nogal gunstig, in Orkaan en Mayra niet
meer. In 1972 en 1974 was ik maar veertig dagen in Nederland geweest. Dan
blijft alles oppervlakkig en mooi. Maar na een jaar en vier maanden heb ik
natuurlijk ook veel nog niet gezien en daarom heb ik er zin in om weer te
gaan.’
Eén citaat ter adstructie:
| |
| |
‘Ik heb zo het gevoel dat Hollanders meer om hun huisdieren geven
dan om mensen. Als ze hier akties hebben voor Afrika geven ze zomaar honderd
gulden weg. Maar paai, ik ben benieuwd wat ze zullen doen als er een
Afrikaan in de straat komt wonen.’ (p.78).
In 1983 verschijnt de verhalenbundel Ieder diertje zijn
pleziertje.
‘Op Curacao houden de kinderen vooral van de verhalen “Chuchubi en
haar kinderen” en “Waarom er geen appels groeien op Curacao”; in Nederland
vonden de lezers vooral “De mannen van Sint Antonius” leuk.’
In 1985 tenslotte verschijnt de jeugdroman Wonen in een
glimlach over Bibi Sonrisa, die bij een Curacaos radio-station gaat
werken na haar middelbare schoolopleiding.
Afscheid van Sonia Garmers
Willemstad - Bij Radio Hoyer wordt morgenochtend afscheid genomen van
radiopresentatrice Sonia Garmers. Die presenteert morgen haar laatste
praatshow ‘Nos ku nos’. Sonia Garmers bracht haar praatshow ruim vijf en een
half jaar, met uitzondering van het weekeinde, dagelijks van tien tot elf 's
morgens via Radio Hoyer 1. Zij vertrekt echter binnenkort naar Nederland. De
presentatie van het programma, waarin informatie over een verscheidenheid
van gebeurtenissen in de Curacaose gemeenschap werd gebracht, wordt
overgenomen door Edison Bornachera.
Eind 1985 vertrekt Sonia Garmers voor onbepaalde tijd naar Nederland, omdat
al haar vier kinderen daar nu zijn, ook de jongste die aporthekerassistente
wil worden. Na de driejarige opleiding opleiding zal Sonia bepalen wat ze
gaat doen: blijven of terug naar Curacao.
‘Voor de Wereldomroep zal ik een programma in het Papiamento maken,
dat wekelijks wordt uitgezonden. Misschien ga ik bij de N.C.R.V. het
programma “Rozegeur en Prikkeldraad” dat ik ook in 1978/1979 verzorgde, weer
opvatten. En dan ga ik nog in “De blauw geruite kiel” van Vrij
Nederland schrijven, ik heb mijn lezingen op de scholen via de
Stichting Schrijvers School en Samenleving. En ik ga ook een beetje rusten.’
Maar de nieuwe schrijfplannen zijn er ook al weer:
‘Ik heb een schrift gekocht, omdat ik plannen heb voor twee nieuwe
boeken. Het eerste zal over twee kinderen gaan die met hun ouders op Curacao
komen wonen. Ze blijven drie jaar hier en leren Curacao dus langzamerhand
kennen. Over hoe het hier vroeger was, over gebruiken van het eiland,
eetgewoonten, etc. Het tweede boek moet over de moeilijke opvoeding van
kinderen gaan, die door een vrouw alleen worden grootgebracht.’
Sonia Garmers' ‘wela’ (=grootmoeder) leerde haar dat een kast met boeken ‘als
een kist dynamiet’ is en een boekhandel een winkel vol dynamiet! Maar
‘ontploffingsverschijnselen’ vertoont Sonia zelf nooit; ze is ‘een muur van
vrolijkheid’ in haar leven en werk; wie goed toekijkt en nauwkeurig leest
merkt evenwel op dat er achter die muur zaken schuilgaan die blijkgeven van
diep doorleefde gevoelens, de humor die algemeen herkend wordt als het
eigenste van haar literaire werk.
| |
| |
| |
2. Werkwijze
Het werk van Sonia Garmers blijkt sterk auto-biografisch te zijn. Wat het
doodsmotief in Orkaan en Mayra betreft vertelt ze het
volgende:
‘Kinderen komen altijd te laat als hun familie sterft, omdat ze in
het buitenland zijn om te studeren. Mayra moet naar Nederland om een vak te
leren; oom Chitu heeft maar een kind en is dus alleen als hij ziek wordt. In
Nederland stap je direct in de trein en enkele uren later ben je thuis, ook
als je bijvoorbeeld in Rotterdam studeert terwijl je familie in Limburg
woont. Maar wij moeten altijd met het vliegtuig een heel lange reis maken.
Dat wilde ik laten zien. Maar ik wilde ook iets laten zien van mijn
eigen grootmoeder. Zij heeft altijd bij mij in huis gewoond. Toen ik
trouwde, trouwde ik met mijn (ex)man én met mijn grootmoeder, want die ging
mee. Ik mocht niet koken, ik mocht niets doen. Mijn grootmoeder was dichter
bij mij dan wie dan ook. Mijn man ging na dertien jaar weg; mijn grootmoeder
bleef. Mijn oudste kinderen gingen weg; mijn grootmoeder bleef. Maar toen
stierf mijn grootmoeder - ik was meer aan haar gewend dan aan mijn moeder.
Ik wilde haar dood beschrijven als iets moois. Mijn oudste kinderen hadden
veel met haar gepraat, maar ik wilde ook mijn jongere dochters laten zien
dat dood niet iets is om bang voor te zijn. Daarom heb ik Orkaan en Mayra geschreven. Ik heb alles geschreven zoals ik
het zelf heb meegemaakt met mijn grootmoeder. Niet dramatisch, want mijn
grootmoeder was een heel sterke figuur, net als oom Chitu. Maar al mijn
werk is sterk autobiografisch. Dat geldt natuurlijk voor Lieve
koningin..., maar ook voor het andere werk, ook voor Wonen in een glimlach met het werken bij een radio-station. Ik heb
een bloknoot thuis en als iemand iets zegt, denk ik: dat is een goed idee,
laat ik het opschrijven. Ik heb mijn ogen en oren altijd goed open. Als je
schrijft, bekijk je de zaken om je heen geloof ik dieper. Je bent
nieuwsgierig en je wilt alles opslaan in je hoofd. Alles, alle ervaringen
kun je weer gebruiken.’
Sonia Garmers begon in het Papiamento te schrijven en houdt eigenlijk nog het
meest van die taal, die haar eigen taal is. Nederlands is een tweede,
aangeleerde taal.
‘Gevoelszaken zijn in het Nederlands moeilijk weer te geven. Wij
denken meer met ons gevoel dan ons verstand. Voor een Nederlander telt
medelijden minder; wat je moet zeggen, zeg je gewoon zonder omwegen! In
het Papiamento schrijven zou daarom veel gemakkelijker en fijner zijn. Ik
hoop op een eigen goede uitgeverij, zodat ik weer in het Papiamento kan
schrijven; en ik niet alleen! En dat de mensen die boeken dan ook gaan
kopen! In Nederland heb je nu eenmaal een groter publiek; de Nederlandse
uitgeverij maakt het schrijven makkelijker; de boekhandels met hun
service-apparaat. Maar vaak zit ik ermee hoe ik iets uit het “dushi
Papiamentu” moet vertalen, om precies weer te geven hoe je het voelt. Want
ik schrijf in het Nederlands, maar ik denk in het Papiament. Als je beter,
Hollandser Nederlands gebruikt, verliest net steeds meer zijn “smaak”. Wat
je in je hoofd hebt kun je daarom nooit geheel precies weergeven; de
vertaling verliest altijd iets van wat je wilde. Hoe zeg je “Señora pasa
den un zut zut pèrtá bai abao”.
| |
| |
Dat kunt je wel vertalen met “een strakke jurk”, maar dat is
nog niet hetzelfde! Of hoe zeg je in het Nederlands: “ela janga drenta
sala”? Hoe vertaal je zoiets nou?
De overgang naar het Nederlands was daarom voor mij een heel moeilijk
proces. Voor Lieve koningin..... heb ik eerst
negentien cassettes volgepraat in het Papiamento. Dat heb ik daarna
uitgetypt en met behulp van Miep Diekmann die me het levende Nederlands
leerde - want wat wij hier horen is echt niet het Nederlands van alledag -
vertaald en geordend.’
Johan Fabricius die Sonia op Curacao had leren kennen, schreef in een
recensie dat het een ‘voor de vuist weg geschreven boekje’ is; hij had eens
moeten weten hoeveel zweetdruppels die vlotte stijl gekost hebben.
‘Orkaan heb ik direkt geschreven, maar in feite
ook twee keer: eerst in het Papiamento en daarna in het Nederlands. Ik
had al jaren rondgelopen met het idee. Ik zag steeds mijn twee stoute
neefjes; over één ervan heb ik toen het verhaal gemaakt. Maar je kunt wel
veel schrijven, maar hoe geef je dat een strakke vorm? Miep Diekmann
heeft tegen me gezegd: let op de figuren, de ouders van Orkaan; wat is de
leeftijd; waar leeft de familie, in welke bario, enz. Ze heeft me ook steeds
weer gewezen op het gegeven dat je moet doorgaan; iedere dag moet je weer
achter je schrijfmachine. Ook compositie heb ik van haar geleerd: hoe
deel je de hoofdstukken in; hoe werk je naar hoogtepunten toe, enz.
Miep zei steeds: ik zeg het je één keer en daarna doe je het zelf....
Langzaamaan heb ik geleerd steeds gedisciplineerder te schrijven. Een boek
maken is een enorm moeilijk proces; een verhaal is gemakkelijk. ‘Het
idee voor Orkaan en Mayra had ik ongeveer een jaar in mijn
hoofd. Ik liep er steeds over te denken. Mayra gaat weg; hoe gaat ze weg,
waarom gaat ze weg? Oom Chitu gaat sterven; wat gebeurt er, hoe verloopt het
proces? Dan ga je schrijven en weggooien, je probeert wat en je moet weer
schrappen of je merkt dat je een heel gedeelte moet weglaten. Dan begin je
opnieuw te schrijven, enz. Zo heb ik al schrijvend, schrappend en opnieuw
proberend een half jaar gewerkt; daarna een week of acht heel intensief. Je
moet net zo lang doorgaan tot het hele verhaal als een film in je hoofd kan
worden afgedraaid. Al doende leert men, maar het gaat langzamerhand.
Misschien dat ik het nog eens presteer om een boek in een week te schrijven!
Cola Debrot zei eens tegen mij dat wij Antillianen goed zijn in het
weergeven van dialogen - een heel oud Curacaos genre. Mijn sterkste kant is
het gewoon vertellen; daarom heb ik Mayra vanuit Nederland ook die cassettes
laten volpraten. Dat is lekker lui vertellen! In Orkaan en
Orkaan en Mayra komen dan ook op belangrijke momenten
stukken tekst in dialoogvorm voor.’
Dat is in Orkaan het moment waarop Orkaan verboden wordt om
auto's te wassen, omdat dat niet bij stand past, en het gesprek tussen oom
Chitu en Orkaans ouders over Orkaan die ‘niet met zijn handen mag werken’.
De essentiële delen, waarin het thema expliciet tot uitdrukking komt, worden
zo in afwijkende - dialoog - vorm extra onder de aandacht gebracht. In Orkaan en Mayra is dat het moment waarop Orkaan het grote
geheim dat hij meetorst: oom Chitu gaat dood, niet langer voor zich kan
houden en het uitschreeuwt tegen zijn ouders die helemaal niet op de hoogte
zijn van wat er in hun zoon omgaat.
‘Ik probeer mijn stijl in overeenstemming te brengen met mijn | |
| |
figuren. Orkaan moet een taal gebruiken die in
overeenstemming is met zjn leeftijd; Chaya is veel ouder en praat dan ook
anders, maar ze is heel geestig; Vader Beto is als ambtenaar deftig en een
beetje stijf, wat ook uit de stijl moet blijken. De omgeving bepaalt de
stijl, de leeftijd, enz. Je kunt niet iedereen op dezelfde manier laten
spreken. Bibi in Wonen in een glimlach heb ik laten
praten zoals Jeanine, mijn dochter van dezelfde leeftijd. Je kunt veel leren
van je eigen kinderen - Jeanine was een echte komediante en zoiets kies je
dan bewust om het in een verhaal weer te geven.’
‘Tot nu toe heb ik niet veel reacties gehad op Wonen in
een glimlach. Pablo Walter die een recensie in de Napa schreef had het wat sterker, wat feller willen hebben, hij vond
het te zoet.’
Hij schreef onder de titel ‘Lichte kost voor romantisch aangelegde figuren’
tot slot: ‘Wonen in een glimlach is daardoor een aardig verhaal geworden
voor tieners die graag even de ontmoedigende realiteit van alledag willen
ontvluchten.’
‘Misschien is het verhaal inderdaad een beetje te zoet geworden en
had het sterker gekund. Ik kreeg een reactie van een meneer die zei, dat hij
het leuk vond hoe ik de goede oude tijd beschreef. Haar ik heb mijn kritiek
toch verwerkt, misschien teveel onder de oppervlakte, tussen de regels door.
Bijvoorbeeld het sociale, hoe Segundo die kinderen verzorgt; de
nieuwsberichten die over de radio worden omgeroepen. Ik heb die thema's
niet zo breed uitgewerkt, want het ging mij toch vooral om de vraag: hoe
functioneert bij ons de radio? Dat was het grondidee. Als ik in Het
Nederlands schrijf, houd ik veel rekening met mijn Nederlandse lezers: zij
moeten weten hoe wij hier leven. Zij kopen boeken, onze mensen lezen toch
niet en kopen niet en zijn niet geïnteresseerd. Ik heb de radio op Curacao
vergeleken met die in Nederland, want ik ben bij beide geweest. In Nederland
heb je veel geld, zoveel als je wilt, om een programma te maken; op Curacao
ben je afhankelijk van je sponsors, die je voor elk programma nodig hebt.
Als je iets negatiefs zegt over hen, betalen ze je gewoon niet meer en
zonder hun geld is er geen programma meer; de sponsor heeft je in zijn
macht.’
Voor mijn Papiamentstalige verhalen kreeg ik vroeger heel wat waardering.
Vooral de kinderen vonden ze leuk, maar ja, ze werden niet gekocht. Lieve Koningin vond men in Nederland leuk, maar op Curacao
vond men dat ik de zaken niet zo bot had moeten zeggen. Maar wat waar is
waar en ik draai er niet om heen en al zijn de mensen boos, daar maak ik
geen probleem van.
Van Orkaan hebben vooral de stoute kinderen genoten; ook op
Ieder diertje zijn pleziertje vond men ook leuk en ik
heb heel wat brieven gehad. Naar aanleiding van Orkaan en
Mayra, waarop heel vriendelijk gereageerd is, kreeg ik veel vragen als:
zullen Orkaan en Mayra trouwen? Krijgen ze kinderen? Zullen dat stoute of
zoete kinderen zijn? Schrijft u nog meer over ze?’
| |
| |
| |
3. Literaire prijzen
Op 18 december 1981 kreeg Sonia Garmers voor Orkaan en
Mayra de Nienke van Hichtum-prijs, die eens in de twee jaar wordt
uitgereikt. De jury gaf in een kort verslag de volgende motivering van haar
beslissing:
‘In dit boek, dat in een aantal opzichten een vervolg is op de
jeugdroman Orkaan, staat een onderwerp centraal - het
doodgaan en de begeleiding van dat proces - dat zelden of nooit binnen de
kinderof jeugdliteratuur optreedt. Het wordt door Sonia Garmers op
aangrijpende wijze behandeld zonder dat zij ook maar één moment in
sentimentalisme vervalt, niet met een veelheid van versluierende termen,
maar in sobere bewoordingen, even concreet als elementair. “Doodgaan”, zo
zegt oom Chitu tegen Orkaan, die hem naar zijn einde begeleidt, “is een reis
naar een heel ver land, waarvoor je alleen een enkele reis kunt nemen. Je
maakt die reis altijd alleen. Er is geen luxeklas en geen toeristenklas. En
als je vertrekt, vertrek je altijd op tijd - wanneer je tijd gekomen
is”. Behalve dit hoofdthema loopt er nog een tweetal lijnen door dit
boek. Er is een emancipatiemotief, waarbij de vrouwelijke hoofdfiguur,
Mayra, kiest voor het timmerberoep van haar vader. En er is het
verhaalgegeven dat het Antilliaanse meisje Mayra een beeld schetst van de
Nederlandse samenleving en van de verhouding tussen de twee culturen,
waarbij aanpassingsproblemen enerzijds, vooroordelen en discriminatie
anderzijds, een niet onaanzienlijke rol spelen. De betekenis van het
boek van Sonia Garmers ligt in de belangrijke funktie die het kan vervullen,
zowel voor de Antilliaanse als voor de Nederlandse lezers. De elementaire
onderwerpen die erin aan de orde komen, maar vooral ook de manier waarop de
schrijfster deze tot een boeiende jeugdroman heeft verwerkt, hebben de jury
ertoe gebracht het boek Orkaan en Mayra voor te dragen ter
bekroning met de Nienke van Hichtumprijs 1981.’
Marleen Wijma vroeg zich in Leestekens 2 (1982) no. 4 onder
de titel ‘Orkaan en Mayra, de Nienke van Hichtum-prijs waard?’ het volgende
af:
‘Ik kan me niet aan de indruk onttrekken, dat bij het vaststellen
van deze bekroning de jury zich heeft laten leiden door het feit dat het
hier een progressief gekleurd Antilliaans boek betreft, geschreven door een
Antilliaanse schrijfster. En dat men dat zo belangrijk achtte, dat men de
fictionele onvolkomenheden op de koop toe heeft genomen. Een jammerlijke
zaak. Nienke van Hichtum noch Jan Campert waardig.’
Na een korte weergave van de inhoud, somt ze de ‘fictionele onvolkomenheden’
op: Orkaans verliefdheid en het sterven van oom Chitu zijn ‘mager
uitgewerkt’; de rol van vrienden en stoorzenders die eigenlijk niets
inbrengen; het verhaal mist ‘ten enen male spanning’
‘de nevenpersonen zijn karikaturen, maar ook de hoofdpersonen komen niet
verder dan een type-tekening’; echt Antilliaanse passages zitten niet altijd
logisch in het verhaal-gebeuren; Mayra's reacties op de Nederlandse
maatschappij zijn ongeloofwaardig.
Na al deze kritiek uitgewerkt te hebben komt Marleen Wijma tot de
slotconclusie:
‘Orkaan en Mayra IS EEN VERHAAL MET TEVEEL PRETENTIES? TERWIJL HET
VOORBIJGAAT AAN DE PRIMAIRE EISEN DIE AAN IEDER VERHAAL GESTELD KUNNEN
WORDEN: geloofwaardigheid, konsistentie en spanningsopbouw.’
Sonia Garmers reageert lakoniek op deze kritiek.
‘Een ander schreef juist dat ik een literaire prijs niet gekregen
had omdat ik Antilliaanse ben. Ik vind het niet erg en ik maak me niet druk.
Als je in het Papiamento schrijft, heb je alleen eilandelijke kritiek. Het
moment dat je in Nederland gaat publiceren, komen de makamba's | |
| |
met alle dingen die ze niet goed vinden. Je moet tegen kritiek kunnen, je
moet kritiek kunnen verdragen anders moet je niet op de Nederlandse markt
gaan.’
Harry Bekkering schreef in zijn artikel ‘Sonia Garmers’ in de bundel Jan Campertprijzen 1981, Bzztôh, op p. 86 over Orkaan en Mayra:
‘In dit boek staat een onderwerp centraal, de stervensbegeleiding,
jat zelden of nooit de pagina's van kinder- en jeugdliteratuur bereikt. In
dit verhaal is het door Sonia Garmers aangrijpend uitgewerkt zonder dat ze
ook maar één moment in sentimentalisme vervalt. Dat het nu juist in een
jeugdboek uit de Antillen aan de orde gesteld wordt, hangt wellicht samen
met het feit, dat de dood daar minder een taboe is dan in onze westerse
wereld, er wordt gemakkelijker over gepraat en het ten grave dragen en
afscheid nemen van de dode is veel meer ingebed in een eeuwenlange
traditie.’
De slotzin van zijn artikel luidt: ‘Orkaan en Mayra verdient internationale
bekendheid en waardering.’ Harry Theirlynck concludeert in zijn onder
begeleiding van Harry Bekkering tot stand gekomen doctoraal-scriptie over
Orkaan en Mayra, minder eenzijdig lovend of lakend:
‘Een zo zwaar en moeilijk te beschrijven onderwerp als de dood is
voortreffelijk uitgewerkt, maar het motief van de vrouwenemancipatie wordt
ongenuanceerd opgedrongen, de lezer als het ware door de strot gewrongen.
Het maakt op deze manier gebracht een zeer gewilde en modieuze indruk en
ontneemt het boek de tijdloze dimensie die een jeugdboek van hoge kwaliteit
doorgaans kenmerkt.’
De Bonaireaanse Ini Statia komt in haar M.O.-B scriptie tot een conclusie die
zich in de volgende zinnen laat samenvatten:
Het verhaal dringt diep door het wezenlijke van de Antilliaanse
werkelijkheid en brengt die werkelijkheid tot leven. Het verhaal nodigt
uit tot diepgaand onderzoek van eigen werkelijkheid en psyche en geeft een
goed zicht op de Antilliaanse leefwereld en omgangsvormen.’ (Konta mi algu
krioyo; Nederlandstalige Antilliaanse jeugdliteratuur (vreemd of eigen?)
Groningen, november 1984. p. 213/ 214.
In 1983 werd Orkaan en Mayra door een Curacaose jury
voorgedragen voor de Cola Debrot-prijs, de hoogste - want enigste -
literaire prijs van het Eilandgebied Curacao. Ze deelde deze prijs met Boeli
van Leeuwen, die hem kreeg voor zijn gehele oeuvre.
Viola Statia schreef naar aanleiding van de toekenning in Napa:
‘Sonia Garmers heeft met de publikatie van dit boek voorzien in een
behoefte aan goede Nederlandstalige tienerliteratuur in het algemeen en aan
moderne tienerliteratuur aangepast aan de Antilliaanse jeugd in het
bijzonder.’
Het ging niet helemaal zoals het gepland was bij de uitreiking, wat Mayra van
der Dijs tot de volgende reactie aanleiding gaf: ‘Aftakeling in
prijsuitreiking geprojecteerd’.
‘Op 6 mei slaat (Sonia) de krant open en roept uit: “atá, ik heb
een prijs gewonnen.” Maar vraagt zich tegelijkertijd af of het geen grap is,
want “zoiets laten ze je zelf toch als eerste officieel weten?”.’ 24 mei. Om
half acht 's morgens staat het hoofd van de Sectie Cultuur Eiland, aan de
deur met de mededeling: ‘Luister, over de Cola Debrotprijs.... iedereen kan
de 27ste (dus drie dagen later) voor de uitreiking, kan jij ook? Het Hoofd
is al bezig weg te gaan als hij zich nog even omdraait: “nog gefeliciteerd
en o ja, de officiële uitnodiging voor de plechtigheid komt nog.” 26 mei.
Eén avond voor de plechtig- | |
| |
heid, om zeven uur 's avonds wordt de
uitnodiging voor de volgende ochtend thuis bezorgd.’
Maar de volgende dag blijkt de deur van de vergaderzaal op slot te zijn, de
sleutel niet te vinden en - culminatiepunt - het besluit dat de prijs is
toegekend nog niet officieel gereedgemaakt te zijn. Als dat verholpen is
houdt de gedeputeerde een toespraak over Sonia's kookboeken, niet over Orkaan en Mayra; hij zegt trouwens ook het werk van Boeli
van Leeuwen uit de ‘encyclopedie’ te kennen.
‘Als finishing touch houdt de gedeputeerde van Cultuur wat Sonia
betreft een toespraak die nergens op slaat. Hij heeft het over kookboeken
sappige tomaten en criollo recepten die hem altijd honger bezorgen wanneer
hij er over de radio naar luistert. Ondertussen totaal niet in de gaten
hebbende dat het juryrapport vermeldt dat Sonia voor haar kinderboeken de
Cola Debrot-prijs heeft gekregen.’ (Napa, 17 juni
1983)
Maar dit soort ‘vergissingen’ heeft alles met collegialiteit, ambtenarij en
politiek te maken, niet met de literaire waarde van Sonia Garmers werk, want
daarover schreef de jury:
‘Sra. Sonia Garmers a publiká buki den kua hobennan Antiyano por
rekonosé nan mes, nan komunidat, lokual por yuda amplia nan interés pa lesa.
E obranan di Sra. Garmers -- di kua muy en partikular ‘Orkaan en Mayra’ a
hala atenshon di hurado -- además di esaki ta habri e posibilidat pa
Hulandesnan tuma nota di nos kultura Antiyano, nos manera di biba i di
pensa, lokual ta na benefisio di aseptashon di nos balornan kultural pa nos
partnernan den reino Hulandes.
E miembronan di hurado ta konvensí di a hasi nan trabou según nan konsenshi i
ta spera ku Konseho Insular di Kòrsou por sostené e dos proposishonnan ku
nan ta hasi.
Kòrsou, 5 di aprel 1983
| |
| |
| |
Over Orkaan en Mayra Liefde en dood, maar bovenal
zelfstandigheid
Sinds een aantal jaren is het in de wereld van het jeugdboek mode geworden,
om over de ‘grote dingen des levens’ te schrijven. Een auteur die zichzelf
respecteert zal zich niet meer bezondigen aan een vrijblijvend, ontspannend
avonturenverhaal, maar hij zal moeite doen de problemen die ook de jonge
mens helaas niet bespaard blijven, in den brede uit te tekenen. Hij schrijft
over onvolledige gezinnen, echtscheidingen, discriminatie, milieuvervuiling,
kortom over de rotte wereld van de grote mensen. Zoals de volwassene reeds
in de achttiende eeuw het kind door middel van het jeugdboek wilde opvoeden
tot braafheid en deugdzaamheid, zo wil hij het nu tot maatschappij-kritisch
bewustzijn.
Een tendens, u merkt het, die ik niet erg waardeer.
Toen ik hoorde dat het nieuwe boek van Sonia Garmers, Orkaan en
Mayra, over het thema ‘stervensbegeleiding’ zou gaan, sloeg de
schrik me om het hart, omdat ik dacht dat ook zij voor dit modeverschijnsel
bezweken zou zijn en zich aan een dergelijk loodzwaar-ernstig boek zou
vertillen. Maar gelukkig merkte ik dat ik ongelijk had, toen ik begon te
lezen.
Sonia heeft een mooi boek geschreven, waarin ernst en humor evenwichtig
verdeeld zijn. Van de grappen en grollen van Orkaan is
niet veel meer over, maar hij is dan ook ouder geworden en zit nu in de
examenklas van de Havo. Gedeelten als over de burenruzie, met de honden
Skelet en Ouwe Kreng, en de Arubaanse dierentuin bewijzen dat de grollen nog
niet helemaal verdwenen zijn, maar met de lichtblauwe contactlenzen en het
verhaal over de menstruatie van donkere vrouwen en Hollandse mannen doet een
verfijnder, want functioneler soort humor zijn intrede. Evenals in Orkaan, maakt Sonia veel gebruik van sententies en
(papiamentse) spreekwoorden, die de lezer ook de nodige ontspanning
bezorgen.
In het eerste deel vond Orkaan in de dienstbode Chaya, zijn oom Chitu en
diens dochter Mayra de voorbeelden die voor hem het tegenwicht vormden voor
de stijve kwasi deftige standophouderij van zijn ouders. Van hen leerde hij
het belang van het werken met je handen en de winst voor je menszijn, als je
eerlijk en zelfstandig je eigen gang durft te gaan.
Nu is uitgerekend oom Chitu, de enige die Orkaan echt volledig begrijpt en
waardeert, ongeneeslijk ziek geworden, hoewel er ogenschijnlijk niets aan de
hand is, omdat de dappere man naar buiten toe niets laat blijken. Hij stuurt
Mayra naar Nederland, opdat ze het schrijnwerkersvak volledig onder de knie
zal krijgen. Zij moet de werkplaats na zijn dood voortzetten. Chaya en
Orkaan houden oom Chitu gezelschap tijdens Mayra's afwezigheid en worden zo
geconfronteerd met het probleem van de ‘stervensbegeleiding’: hoe kunnen ze
iemand wiens einde nadert en die dat weet, bijstaan? Voor de jonge Orkaan is
dit een enorm probleem waar hij het zo moeilijk mee heeft, dat men thuis en
op school niet meer weet wat men aan hem heeft.
Daar komt nog bij dat hij zich eenzaam voelt nu Mayra, op wie hij in stilte
verliefd is, zolang weg is. Oom Chitu en Orkaan hebben het beiden moeilijk,
of zoals Sonia zegt: ‘Iedereen lijdt graag in stilte aan zijn eigen
verliefdheid. Of aan zijn eigen dood.’ Beide motieven, liefde en dood, zijn
nauw verweven en komen vaak in onmiddellijke samenhang voor: als Orkaan aan
Chaya zijn liefde voor Mayra bekent, hoort hij direkt daarna van haar dat
oom Chitu dood zal gaan; nadat hij thuis vertelt dat oom Chitu zal sterven,
zegt hij tegen deze dat hij van Mayra houdt; als hij oom Chitu scheert en
daarmee klaar maakt voor het sterven en om Mayra te ontvangen, belooft hij
deze | |
| |
dat hij Mayra nooit in de steek zal laten. Dit zijn
slechts enkele voorbeelden uit vele.
Als oom Chitu's toestand verergert wordt Mayra gewaarschuwd. Ze komt op tijd
om afscheid van haar vader te nemen. Het sterven wordt niet beschreven, de
begrafenis daarentegen wel. Nu is Mayra alleen en moet ze zich geheel
zelfstandig redden, maar daartoe is ze volledig in staat. Ze heeft de hulp
van Orkaans vader, die voogd wordt, nauwelijks nodig. Ze besluit samen met
ene Jeanette, een kennisje van oom Chitu, die in het verhaal wel wat
plotseling uit de lucht komt vallen, de zaak voort te zetten. Voor deze
Jeanette heeft Jeanette Davelaar, timmer-vrouw op Curacao, model gestaan,
aan wie in een soort opdracht voorin ook dank wordt gebracht. Nadat Orkaan
zijn Havo-diploma behaald zal hebben, zal hij bij de twee timmervrouwen in
dienst kunnen komen voor administratieve werkjes. De ‘WITTE BOORD’ en de MAN
in dienst van het HANDWERK en de VROUW! Dit is zo revolutionair voor Orkaan
dat hij de beslissing niet definitief durft te nemen, waarmee Sonia de weg
naar een derde deel mooi openhoudt.
Ik hoop dat het er komt, want Orkaan en Mayra is een zuiver
en goed verteld boek geworden. Door het gekozen perspectief van de alwetende
verteller, waardoor de lezer voortdurend meer weet dan de figuren zelf, wat
zeker in verband staat met het motief om de a.s. dood van oom Chitu zoveel
mogelijk te verzwijgen, spanningwekkend werkt, krijgen kleine aanduidingen
als ‘om jou zullen de vrouwen nog vechten als je in je doodkist ligt’, wat
Chaya zich laat ontvallen, en een opmerking als ‘Paai zag er toch niet
gezond uit toen ik wegging’ in een brief van Mayra, een sterke lading.
Sonia beheerst ‘het vak’ steeds beter, wat ook blijkt uit de variatie in
aanbieding. Veel dialoog, brieven en gesproken bandjes wisselen de alwetende
verteller af.
Waar ik niet mee uit de voeten kon, wat het tijdsaspect. Het zal wel kloppen,
maar Sonia zou de lezer wat meer aanwijzingen in deze moeten geven. De tijd,
toch een belangrijk element in een boek waarin het levenseinde zo belangrijk
is, is te diffuus. Dit tweede deel vormt een hechte eenheid met het eerste
door de talrijke verwijzingen die er naar dit deel voorkomen. Door Mayra's
verblijf in Nederland komen ook veel aspecten van Lieve
koningin, hierbij stuur ik U mijn dochter. Ook nu spaart ze haar
kritiek op Curacao niet; Nederland komt er nu heel wat slechter af dan vijf
jaar geleden. Toch is in deze gedeelten over Curacao en Nederland Sonia zèlf
te veel, en zijn Mayra en de andere romanfiguren hier te weinig aan het
woord. Zodat ik, hoewel ik wel zie dat ze een zekere functie hebben in
verband met het thema van zelfstandig durven te zijn, toch geneigd ben ze
als zwakkere gedeelten in dit boek te beschouwen. Maar daarnaast is een
hoofdstuk als ‘Een belofte’ prachtig in zijn ingehouden emotie. Het geheel
is een uitgebalanceerd en goed verteld verhaal geworden, dat jongeren vanaf
dertien èn ouderen zal ontroeren en doen lachen, en dat gelukkig ver afstaat
van de grimmig-modieuze probleemroman.
| |
| |
| |
Over Wonen in een glimlach Schrijven en lezen met een
glimlach
Nederlandstalige Antilliaanse jeugdboeken zijn tot nu toe altijd sterk
gericht geweest op het analyseren van Antilliaanse maatschappelijke
aspecten. Zo beschrijft de Curacaose auteur Diana Lebacs in haar vier
vervolgboeken over Nancho de ontwikkeling van de individuele hoofdfiguur,
die in het woord vooraf uitdrukkelijk gekoppeld wordt aan de Bonaireaanse
realiteit van de jaren vijftig en volgende.
En Sonia Garmers geeft in Orkaan en Orkaan en
Mayra de problemen weer als de Antilliaanse opvoedingssituatie, de
verhouding jongens en meisjes, de doorbreking van wat op Curacao
traditioneel ‘mannenwerk’ en ‘vrouwenwerk’ genoemd wordt, en het
bespreekbaar maken van het taboe rond de dood. Beide auteurs staan zeer
kritisch tegenover Antilliaanse tradities en roepen in hun verhalen op die
te doorbreken, als ze niet (langer) houdbaar blijken.
Dit soort ‘novels of childhood’ is trouwens een veel voorkomend procédé in
het hele Caraïbisch gebied.
De van Aruba afkomstige Angela Matthews bekritiseerde in De
Witte pest (1978) de Nederlandse discriminatie t.o.v. allochtonen
en bepaalde haar positie als jonge Antilliaanse in de Nederlandse
samenleving (wat ze evenwel niet literair aanvaardbaar wist te brengen).
Ook in recenter werk als Diana Lebacs Suikerriet Rosy en
Desiree Correa Mosa's eiland vinden we deze Antilliaanse schrijftraditie nog
weer bevestigd. Suikerriet Rosy toont de relatieve
welvaart van Curacao ten opzichte van de Engelse Caraïbische eilanden aan
(het fenomeen van de buitenlandse dienstmeisjes), en geeft een visie op de
ontwikkeling van het hele Caraïbisch gebied: niet een ontwikkeling in
luxe-goederen die van buitenaf wordt aangeprezen en aangeboden, maar een
geleidelijke ontwikkeling die stap voor stap van binnenuit wordt
bewerkstelligd. In feite geeft ze een volwassen kijk op wat ze in haar in
1971 in haar jeugdige debuut Sherry, het begin van een
begin, ook al had willen aantonen, maar waarin ze toen literair niet
slaagde. Mosa's eiland analyseert heel scherp en kritisch
de man - vrouw en vooral de moeder - dochter verhouding op Aruba.
Wie de Antilliaanse jeugdliteratuur op deze manier wil lezen, vanuit
maatschappelijke gegevenheden, vindt een goede steun in de scriptie van de
Bonaireaanse Ini Statia: Konta mi algu krioyo; Nederlandstalige
Antilliaanse jeugdliteratuur (vreemd of eigen?) van 1984, waarin na
een schets van de ontwikkeling van de Antilliaanse maatschappij drie boeken
van Sonia Garmers en Diana Lebacs kritisch geanalyseerd worden.
Na dit alles verschijnt Sonia Garmers Wonen in een
glimlach, dat op het eerste oog geheel afwijkt van deze traditie en
regelrecht lijkt thuis te horen in de pulp-lectuur over jong succes en
jeugdige liefde - tot en met het door Reintje Venema getekende omslag!
Een serieus maar opgewekt meisje slaagt met mooie cijfers voor haar
havo-diploma, solliciteert naar een baan om haar niet al te rijke moeder
niet langer tot financiële last te zijn, en wordt direct aangenomen als
vertaalster bij een radio-station. Ze krijgt de kans om een omroepster te
vervangen die ziek is, en doet dat natuurlijk zo goed dat ze al snel een
eigen programma verzorgt. Ze slaat zich dapper door alle problemen en wordt
een hele bekendheid op het kleine eiland...
En natuurlijk is daar de Liefde, waarin na aanvankelijke strubbelingen,
compleet met een Innerlijk Stemmetje, ook alles keurig, zo niet op zijn
pootjes, dan wel in elkaars armen terechtkomt...
| |
| |
Heeft Sonia Garmers de traditie van ‘probleemromans’ doorbroken met een
verhaal dat oppervlakkig beschouwd niet meer dan een liefdes-niemandalletje
is? Ik denk het niet, want deze grote lijn is alleen maar gebruikt als
uitgangspunt. Het gaat erom hoe dit cliché-gegeven is uitgewerkt en hier
zelfs uitgediept. De tekst op de achterflap belooft een ‘scherp beeld van de
achtergronden van een commercieel radiostation op de Nederlandse Antillen.’
Sonia, die zelf een radioprogramma verzorgde, zal het kunnen weten. Wat hier
voor Antilliaanse lezers zeer herkenbaar is, zal de Nederlandse lezers
misschien moeite kosten. ‘Het nieuwe van vandaag wordt u aangeboden door ...
Heinekens Bier!’, waarna een bericht volgt over een dronken automobilist die
een aanrijding met dodelijk gevolg veroorzaakte. De inhoud van de
programma's wordt wel niet rechtstreeks door de sponsors bepaald, maar de
financieel directeur houdt wel degelijk rekening met hun belangen, uit eigen
belang want hij moet leven. En ook de regering houdt een oogje in het zeil.
Sonia Garmers geeft deze situatie weer, maar via de programma's laat ze
tevens een aantal aspecten van de Antilliaanse samenleving zien. Toch weer!
Enkele voorbeelden.
Wat Nederlandse lezers misschien alleen een beetje vies en griezelig zullen
vinden in het interview in een slachterij, zal voor de Antilliaanse lezers
ook de notie hebben van ‘ontwikkeling’. Deze abattoirs fungeren namelijk ook
als symbool voor de eigen landbouw/veeteelt-produktie tegenover de import
van diepvriesvlees. Een harde noodzaak na de sluiting van de Lago op Aruba
en het Shellvertrek op Curacao! Daarnaast wordt het heilige moeder-instituut
dat culmineert in een overdreven moederdagviering op de korrel genomen.
Desiree Correa heeft trouwens op Aruba in haar debuut de altijd zorgzame
moeder die op elk gering commando van vader of zoon in de keuken verdwijnt
al aan gruzelementen geschreven.
De persoonlijke verhouding van de hoofdfiguur tot haar moeder (ze is
vaderloos opgegroeid) speelt met zijn ups and downs, zijn vertrouwelijkheid
en dan weer geslotenheid door het hele boek heen; geen ideaal stel maar heel
realistisch.
Bibi woont bij haar moeder Carmencita Martines als enigst kind; haar vader
kan ze zich niet eens herinneren omdat hij voor haar geboorte gestorven is.
Moeder heeft hard moeten werken om Bibi op de havo te kunnen laten gaan en
om het schoolgeld te kunnen betalen. Nu wil Bibi zelfstandig verdienen en
niet meer tot financiële last zijn; ze geeft dan ook kostgeld zodra ze een
baan heeft. Bibi vertelt haar moeder niet dat ze gesolliciteerd heeft: ‘Bibi
was geen schoolkind meer, ze moest zelf leren beslissen.’
Er heerst wél een sfeer van vertrouwen tussen beiden. De moeder is begrijpend
en begripvol, zorgzaam en bezorgd, maar ze respecteert de privacy van haar
dochter volledig. Ze wil geen bemoeial zijn, maar een steun.
De opvoeding werkt door als de moeder er niet bij is: zo denkt Bibi op
kritieke momenten - haar sollicitatie bijvoorbeeld - aan karakteristieke
uitspraken van haar moeder die haar de juiste handeling ingeven.
Het verhaal beschrijft het dilemma van de moeder die wil blijven redderen, en
de dochter die zelfstandig wil zijn: moeders moeten hun kinderen loslaten!
Het is een kwestie van verantwoordelijkheid nemen èn geven: ‘Je bent de
fijnste moeder van het eiland, ook als je zeurt.’ Een dochter wordt nu
eenmaal zelfstandig en gaat haar eigen leven leiden, ook als ze nog thuis
woont.
Moeder Carmencita raakt Bibi kwijt aan Bibi's werkkring en aan de man op wie
Bibi verliefd is; en de moeder trekt zich bescheiden terug als het zover is:
‘...mai Carmencita zei heel neutraal: “Ik denk dat ik alvast naar
bed ga, Bibi, jij sluit | |
| |
straks wel af.” Maar ze nam alle
tijd om “alvast naar bed te gaan”. Ze zette nog twee flesjes cola bij hen
neer. Bibi had haar wel naar binnen willen dùwen, en tegelijk vast willen
houden.’ (p.151)
Ook via de vaderdag en de moederdagviering wordt de houding van kinderen ten
opzichte van hun ouders in het algemeen van alle kanten grondig besproken:
‘...moeder zijn betekent je opofferen voor je kinderen, omdat er
zoveel vaders hun gezinnen in de steek laten. Je hebt nooit tijd voor
jezelf. Nu ik zelf moeder ben, zie ik hoeveel mijn moeder kon doen met haar
tijd en met zo weinig geld. Mijn moeder zou een goede minster van financiën
zijn geweest...’ (p.116)
De kracht van dit boek zit (opnieuw!) in een aantal uitstekend beschreven
details en scènes, en daarbij vooral de dialogen, waarbij Sonia Garmers er
dese keer in slaagt ze hechter dan vroeger met elkaar te verbinden. Ze geeft
via allerlei details uit het dagelijkse leven van Curacao inderdaad een
scherp beeld, niet alleen van de radio maar van het eiland en zijn bewoners.
‘Vroeger’, Valentijn, moeder- en vaderdag, ontwikkelingshulp en dagelijkse
hulp aan de naaste, eigen produktie, enz., het zijn allemaal zeer reële
gegevens voor een land in ontwikkeling als de Nederlandse Antillen.
En de beschrijving van al die zaken is geestig, wat de oudere jeugd zeker
niet zal ontgaan. Zo verwerkt ze de tophits van de laatste jaren om de
gevoelens van verliefdheid te vertolken.
Die geestigheid ligt dan in het taalgebruik én in de situaties.
Dat was altijd al en is ook nu weer de sterkste kant van Sonia Garmers'
schrijverschap. Haar stijl wordt daarbij steeds trefzekerder.
Wat alleen maar oppervlakkig ‘leuk’ lijkt of een beetje flauw als een
vergissing in getallen: het grote buurland Venezuela geeft vijf miljoen
i.p.v. de bedoelde vijf duizend, krijgt een heel andere dimensie voor die
lezers die de Venezolaanse houding van veelbelovende en weinig gevende
bevoogdende hulpvaardigheid kennen en weten in te schatten. Heel subtiel
speelt Sonia Garmers zo met de politieke gevoelens t.o.v. Venezuela en
Nederland; lees de beschrijving van de diploma-uitreiking aan het begin
maar! Sonia zal dergelijke scènes met een glim-/grimlach geschreven hebben!
Natuurlijk kun je lachen om een Roberto die niet weet wat hij tegen de
Nederlandse rechter moet zeggen: ik heb geschiet, geschot, geschoten. Dat
laatste is toch meervoud en ik heb maar één schot gelost! Maar het geeft een
stukje Nederlandse-taaltragiek van de Antillen weer: taalonzekerheid maakt
de mens onzeker tot in de verdediging van zijn rechtspositie. Dit brengt me
tot de conclusie dat Sonia Garmers een jeugdroman geschreven heeft die
oppervlakkig niet meer lijkt dan de ‘geschiedenis van een jeugdliefde’ en
‘een krijgen-ze-elkaar-nu-nietes-welles’. Misschien zal dit aspect
aantrekkelijk zijn voor die Antilliaanse lezers die dat verplichte
school-Nederlands toch al zo moeilijk vinden en voor Nederlandse lezers die
moeite hebben met al die moeilijke probleemboeken.
Maar voor de ‘betere’ lezers is er onder die laag heel wat meer weg te halen:
beelden van echt Curacaose leven, vol milde want in humor verpakte kritiek
op de Antilliaanse maatschappij. Impliciet is (heel pedagogisch!) aangegeven
dat vroeger niet alles beter was; ook nu helpen mensen elkaar nog in stilte.
En vooral: arbeidsethos - mensen verrichten hun, soms vervelende, werk met
plichtsbesef en enthousiasme. Wie zei daar dat ‘een Antilliaan lui is’.?
Opnieuw zien we hier een boek dat reageert en reflecteert op de maatschappij.
Het aantrekkelijke zit opnieuw in de wijze waarop Sonia Garmers | |
| |
dat weet te presenteren: lichtvoetig, humoristisch, zonder getheoretiseer en
zwarwichtigdoenerij, in een verpakking die bij de lezer een glimlach van
herkenning zal oproepen. Zo schrijft Sonia Garmers met dit boek impliciet
een Antipulp roman in een bedrieglijk jasje.
|
|