een aantal dichters van wie wij nu zelfs de namen niet meer kennen, waarnaast incidenteel nog uit het Latijn, Zweeds en Italiaans vertaald werd. Dit alles gaf weer wat de Curaçaose dichters kenden en waardeerden, wat het beeld was dat zij hadden van wat tot de belangrijke literatuur behoorde. Wat in zovele historische werken bewezen werd, dat de kolonist zo weinig geworteld was in het land van verblijf en nog zo gericht was op het moederland waar zijn wortels lagen, wordt hier literair bevestigd.
Uit de namen die men aan de genootschappen gaf kan ook nog het een en ander worden afgeleid: de algemene ambitie om het goed te doen, maar ook wat men als functie van letterkunde zag. Het genoegen stond aanvankelijk voorop, ‘om den lezer vermaak aan te doen’, maar naarmate de eeuw vorderde kwam het ‘nut’ steeds nadrukkelijker te pas, wat bleek uit de namen van een toneelvereniging waar dat nut al vooropstond. Aan het einde van de negentiende eeuw was het ‘utile dulci’ algemeen.
Leescultuur veronderstelt zekere welstand en vrije tijd. Voor zover er in de kolonie gelezen werd, bestond die lectuur uit buitenlandse voorbeelden, waarvan het literaire deel een klein, hoewel zeker niet onbelangrijk segmentje vormde. Wat de leesgezelschappen aanschaften kon jammer genoeg niet achterhaald worden. Boeken werden geïmporteerd door particulieren of door een krantenuitgever, wiens zaak ook als boekdistributiecentrum fungeerde. Ook het Frans- en Nederlandstalige toneelrepertoire was buitenlands. De eigen produktie begon via de krant, maar bestond eveneens uit navolging van de dominante koloniale vormen, die men van het moederland afkeek. Tussen de literatuur en de oratuur stond niet alleen de taalbarrière, maar ze waren kennelijk zo volstrekt van elkaar gescheiden dat er onderling nooit verwijzingen plaatsvonden. Het Papiamento werd systematisch uit de deftige krant geweerd.
Zo leek de situatie zich in de statische maatschappij vrijwel ongewijzigd te handhaven tot de emancipatie op 1 juli 1863. In de lijn van het door de Engelsen afgedwongen verbod op de slavenhandel in 1807, schaften, na moeizame besprekingen en taai verzet van de plantocratie, de Engelsen in 1833, de Fransen in 1848, de Nederlanders in 1863, de slavernij eindelijk af. De Verenigde Staten volgden na een bloedige burgeroorlog in 1865, de Portugezen in Brazilië in 1888, de Spanjaarden in Cuba in 1898. Het traditionele leven in de Nederlandse kolonie kwam, na de emancipatie die op 1 januari 1866 gevolgd werd door de inwerkingtreding van een nieuw regeringsre-