Zo zal uw Schouwburg, aan myn bystand toegewyd,
De foltering weêrstaan van 't noodlot en den tyd.
[pagina V]
[p. V]
Opdragt
Aan de weledele heeren Mr. Jan Fredrik Berewout, Mr. Jan Jacob Hartsinck, Jacob Guillot, Cornelis Jacob van der Lyn.
Bestuurders van den Amsteldamschen schouwburg.
Wien wyde ik dezen Eersteling,
Door wien my 't voorrecht mag gebeuren,
Tooneeldichtkunde, na 't betreuren
Der rampen, die zy onderging,
Ten nieuwen Schouwburg op te leien?
Alwaar Thalie en Melpomeen,
Dees door gejuich, die door geween,
De harten lokt tot vreugd, of de oogen noopt te schreien?
[pagina VI]
[p. VI]
Hy wordt aan U, met recht, gewyd,
Die thans den Schouwburg zult regeeren,
Door de achtbre keur der Burgerheeren;
Op dat hy, door uw zorg en vlyt,
Ten onderstand der Burger-Weezen,
Ten steun des Ouderdoms, aan 't Y,
Ten bloei der Taale en Poëzy
Verstrekke, en d'ouden glansch op nieuw weêr zie herreezen.
Gedoogt dan, daar zyn lof, voortaan,
Zich aan uw Toezicht moet beveelen;
Daar ik mede in dien lof zal deelen,
Door zyn Gespeelen by te staan,
En daar ik zelfs my mag beroemen,
Dat gy myn' Zanglust hebt verwekt,
En my die daad tot luister strekt,
Dat U, myn Zangster moog' haar Kunstmeceenen noemen!
[pagina VII]
[p. VII]
Ontfangt, beschermt haar lettervrucht,
De vrucht van weinig ledige uuren;
Uw Naam doe haar den Nyd verduuren,
Wiens aanval niemant is ontvlucht!
Zo zal zy, onder 't blygedenken
Aan uw bescherming, zorg en gunst,
De beste vruchten haarer kunst
Den nieuwen Schouwburg steeds, met waar genoegen, schenken.