Kort, naauwkeurig en echt-relaas van het gebeurde aan vier Russische zeelieden, welke by ongeluk geraakt zyn op het onbewoond eiland Oost-Spitzbergen,waarop zy zes jaaren en drie maanden op een wonderbaarlyke wyze hebben doorgebracht.
(1768)–P.L. le Roy– Auteursrechtvrij
[pagina 70]
| |
is de Heer Doctor Kratzenstein, Professor en Lid van de Keizerlyke Academie der Weetenschappen te Petersburg. Zie hier de vertaaling van den Brief, dien hy my over dit Onderwerp geschreeven heeft.
‘Myn Heer,
Ik verzoek verschooning dat ik zo lang gewacht hebbe met UEd. te antwoorden op de vraagen, die gy my in schrift hebt voorgesteld, en waar op ik thans myne aanmerkingen aan u zende, als zynde verhinderd geweest in zulks eerder te doen, zo door myne bezigheden, als door den langduurigen Regen. Na de zaaken met veel attentie en rypelyk overwogen te hebben, heb ik bevonden dat het gene de Professor Grischow aanmerkt als eene proeve der waarheid van de calculatie uwer Eilanders, te weeten, dat ze twee dagen laater telden dan de genen, die hen van 't Eiland hebben afgehaald, u scheen bloot gesteld te hebben aan eene onaangenaame tegenwerping. Dit is recht het tegendeel. Wanneer iemand telt den 29. Febr. in een Schrikkeljaar, zal hy, die dat | |
[pagina 71]
| |
niet en weet, of geen gedachten op een Schrikkeljaar heeft, tellen den 1. Maart, en na een tweede diergelyk jaar telt hy den 2. Maart: bygevolg, ondersteld dat deze Eilanders op de Schrikkeljaaren van 1744. en 1748. niet verdacht zyn geweest, zo moesten zy noodwendig in 1749. den 17. Augustus tellen, terwyl hunne Verlossers den 15 telden. Het blykt dan klaar, dat, zo ze kennis van de Schrikkeljaaren gehad hebben, zy twee dagen vergist zyn geweest, en zo zy 'er geen kennis van gehad hebben, zyn ze vier dagen in de rekening vergist geweest; dat zeer gemaklyk kan gebeuren in den Winter by donkere en mistige dagen, als hebbende geen middel om de dagen regulier te tellen. Laat ons nog meer zeggen, in de jaaren dat zy het geheel verduisteren der Zon gerekend hebben op den 26. October, moeten zy tien dagen voor uit geteld hebben, of men is verplicht te onderstellen, dat ze zich bevonden op de breedte van 74 gr. 41 min., het welk niet gelooflyk is, ten ware zy op het Beeren-Eiland geweest waren, dat op die breedte gelegen is, Wanneer men de plaats van hun verblyf | |
[pagina 72]
| |
stelt op 77 en een halve graad, gelyk het op de Kaart gemerkt staat, verschynt de Zon boven den Horizond den 4. February voor de eerste maal; van den 11. April tot den 8. Augustus gaat ze in 't geheel niet onder, en eindelyk zy verdwynt ten eenemaal den 16. October. Indien ze op het Beeren-Eiland op de breedte van 74 gr. 45 min. geweest zyn, hebben zy de Zon voor de eerste maal gezien den 28. January; van den 20. April tot den 31. July is ze niet ondergegaan, en den 23. October is ze verdweenen. Volgens de aanmerkingen dezer Eilanders zou het geloofbaarer schynen, dat ze op het laatst gemelde Eiland geweest zyn, dan op het gene zy aangegeeven hebben. Maar de duisterheid van den Horizond, als zeer gemeen in de Noordelyke Landen, kan de oorzaak weezen, dat ze de Op- en Ondergang der Zon nu tien dagen vroeger, en dan tien dagen laater waargenomen hebben. Indien men het begin van het niet ondergaan der Zon stelde op den 2. May, zou het einde daar van op den 19. July gesteld | |
[pagina 73]
| |
moeten worden, en dit zou te kennen geeven, dat ze op de breedte van 71 en een halve graag geweest waren, het welk niet mooglyk is. Ik wenschte dat gy het Relaas van den Heer Klingstedt had, die te Archangel is; om het by het uwe te voegen: mooglyk zou men door dit middel, konnen herstellen het gene nog aan dit ontbreekt, als by voorbeeld de juiste tyd wanneer deze Zeelieden op hun Eiland gekomen zyn. Ik twyffel niet, of hy zal, uw voornemen verstaande, u met vermaak behulpzaam zyn. Hy is Opperste Auditeur by de Admiraliteit, en Logeert by den Heer Vernezobre. Ik ben met veel achting, &c.’
Ik zal ten besluite hier nog twee zaaken byvoegen; eene, zynde het einde van 't Relaas van den Heer Klingstedt, en de andere, bestaande in de aanmerkingen, waar mede de Heer Vernezobre zyn Brief besluit, dien hy aan my schreef nopens deze Russen en deze Historie. ‘Een dezer Lieden, (zegt de Heer Klingstedt,) genaamd Alexey Himkof, is 50 jaaren | |
[pagina 74]
| |
oud; de tweede, met naame Steven Scarapof, is 42, en de derde Ivan Himkof genaamd, is 30 jaaren oud. Alle drie waren ze by hunne aankomst volmaakt gezond.’ Ik hebbe ook gelegenheid gehad dit zelf te zien, toen ik hen ondervraagde over de byzonderheden van een zo buitengemeen verblyf en zulk een wonderlyke behouding van gezondheid. De aanmerkingen van den Heer Vernesobre zyn de volgende: ‘De Engelschen hebben ons een fabuleuse Historie van Robinson Crusoe gegeeven; maar deze is de zuivere Waarheid. De eerste bevond zich in een Warm Land; onze Russen hebben geleefd in een Noordelyk en Koud Gewest onder 77 en een halve graad. De Engelschman kon Pons maaken van de Druiven, die op zyn Eiland groeiden; maar onze arme en robuste Russen waren verplicht zich te vergenoegen met Water. Robinson had byna de geheele kennis van het Christendom verlooren; maar onze Russen in tegendeel hebben dat behouden, en altoos hun vertrouwen op Godt gesteld, gelyk ze my alle verzekerd hebben.’ EINDE. |
|