Goethe in Dachau. Literatuur en werkelijkheid
(1946)–Nico Rost– Auteursrecht onbekend[December 1944]1 DecemberAdi bracht me ‘Wilhelm Meister's Lehrjahre.’ Dit boek houdt me nu al jaren bezig. Bram heeft het me in Scheveningen gestuurd, in Vught hebben Telders en ik er dagenlang over gepraat en nu ga ik het opnieuw lezen. Het laat me niet los. Evenals ‘Der grüne Heinrich’, ‘Jean Christophe’ en Andersen Nexö's ‘Pelle der Eroberer’ is het een ‘Entwicklungsroman’. De capo van de bibliotheek vertelde me, dat de navraag naar dergelijke boeken, zelfs hier steeds groot is. Ik kwam - vandaag eigenlijk voor het eerst - tot de ontdekking, dat in al deze werken de hoofdpersoon steeds een kunstenaar is, of tenminste iemand die een voorliefde voor een bepaalde kunst koestert: Wilhelm Meister voor het toneel, de Grüne Heinrich voor de schilderkunst, Jean Christophe voor de muziek. Geen toeval natuurlijk. Menschen met een kunstenaars-aanleg zijn immers gevoeliger voor alle facetten des levens dan de meeste anderen, en de auteur kan daardoor de ontwikkeling van zijn hoofdfiguren veel intensiever demonstreeren. Het voornaamste probleem dat Goethe in ‘Wilhelm Meister’ ontwierp, is de verhouding van de mensch tot de maatschappij. Na een paar malen lezen ben ik tot deze conclusie gekomen, en constateer nu ook, dat de rol, die Goethe de tooneelspeelkunst in dit boek toedeelt, eigenlijk bijzakelijk is, al schijnt aanvankelijk juist het tegenovergestelde het geval te zijn. Ook hier is voor hem de kunst, de toneelspeelkunst, alleen maar een middel - een der vele - om de persoonlijkheid van Wilhelm Meister volledig tot ontplooiïng te brengen. Het eigenlijke tooneel is de maatschappij. Zijn kritiek op de rol van den burger in deze maatschappij, krijgt nu plotseling een diepe zin, vooral waar Goethe schrijft: ‘Ein Bürger kann sich Verdienst erwerben und zur höchsten | |
[pagina 134]
| |
Not seinen Geist ausbilden: seine Persönlichkeit geht aber verloren, er mag sich stellen wie er will. Er darf nicht fragen, wer bist du? sondern nur: was hast du? Welche Einsicht, welche Kenntnis, welche Fähigkeit, wieviel Vermögen? - Er soll einzelne Fähigkeiten ausbilden um brauchbar zu werden, und es wird schon vorausgesetzt, dass in seinem Wesen keine Harmonie sei noch sein dürfe, weil er, um zich auf eine Weise brauchbar zu machen, alles übrige vernachlässigen muss’.Ga naar eind39) Goethe's beschouwingen over de maatschappelijke verhoudingen vertoonen een wijs inzicht, en ik begrijp nu nog beter, waarom Marx zoo'n geweldige vereering voor hem had. Ook in ‘Wilhelm Meister’ blijven Goethe's pogingen om zijn humanistisch ideaal te verwerkelijken primair, en alles wordt steeds in verband hiermee beschreven en ontwikkeld. | |
Een uur laterEr was luchtalarm en een oogenblik geleden meenden we, dat het kamp getroffen was: vlak in de buurt zijn bommen gevallen, onze barak trilde en enkele rekken met flesschen enz. zijn omgevallen. Het is mogelijk, dat hier straks opnieuw bommen vallen, en dat het dan minder goed afloopt...., maar is dat eigenlijk een reden, om niet verder te schrijven? Ik probeer immers me op een boek uit de wereldliteratuur te concentreeren, waarin sprake is van de hoogste idealen der menschheid. Kan ik me in deze gevaarlijke uren - die misschien onze laatste zijn - waardiger en intensiever met het Leven bezighouden?
In ‘Wilhelm Meister’, dat vele mijner vrienden zoo droog en verouderd vinden, staat de Mensch steeds in het centrum der handeling. Goethe schildert de pogingen om z'n humanistisch ideaal te benaderen, trouwens steeds van uit de mogelijkheden van zijn tijd, wetende, dat het nog niet verwerkelijkt kan worden, tengevolge van de sociale misère zijner dagen. Hij wil echter ook niet on-realistisch worden, geen utopist, en schept dus een soort ‘eiland’. | |
[pagina 135]
| |
Ik moest daarbij onwillekeurig aan van Eeden's kolonie Walden denken - eveneens een eiland, doch ook nog aan de maatschappij gebonden. In Wilhelm Meister slaagt Goethe's genie er in - en geen ander schrijver zou het wel gelukt zijn - een soort maatschappij in de maatschappij te schilderen, zonder dat het geforceerd lijkt. Zelfs het tegendeel is het geval: we voelen, dat hij hier de kiemen voor komende omwentelingen in de andere - de grootere maatschappij - blootlegt. | |
3 DecemberWeer lang in Wilhelm Meister gelezen. Ik begin nu te begrijpen, dat het gecompliceerde mechanisme van ‘de toren’ - waarbij ik aan Kafka dacht - dient om de aandacht op het paedagogische element te vestigen. Goethe wil ons hier laten zien, dat de ontwikkeling van Wilhelm Meister, vanaf het begin, steeds op een van te voren bepaalde wijze geleid is, en als het ware gecontroleerd wordt - waarbij ik wederom aan Kafka dacht. Het verband van het zesde boek, de ‘Bekenntnisse einer schönen Seele’ met het geheel zie ik nog niet. Misschien is het Goethe's bedoeling, dat deze ‘Bekenntnisse’ een waarschuwend voorbeeld voor Wilhelm - en den lezer - zullen zijn, een waarschuwing om zich niet in abstracties te verliezen? Toen ik dit boek vroeger las, heb ik gemeend, dat het een romantisch boek was, vooral met het oog op figuren als Mignon en den Harpspeler. Ik denk daar nu anders over: ik zou zelfs willen zeggen, dat de ontwikkeling en de opvoeding van den Mensch om de werkelijkheid te begrijpen en te aanvaarden, de eigenlijke inhoud van dit boek is. Goethe verliest - ondanks Mignon en den Harpspeler - de werkelijkheid geen oogenblik uit het oog. Hij is van meening, dat de verwerkelijking van zijn humanistische idealen weliswaar moeilijk, doch niet uitgesloten is. Daarom legt hij op het paedagogische element telkens zoo sterk de nadruk. Hoe vaker ik dit boek lees, hoe moderner - ja zelfs actueeler vind ik het. ‘Nur alle Menschen’ - laat Goethe den abbé zeggen - ‘machen | |
[pagina 136]
| |
die Menschheit aus, nur alle Kräfte zusammengenommen die Welt. Diese sind unter sich oft in Widerstreit, und indem sie sich zu zerstören suchen, hält sie die Nation zusammen und bringt sie wieder hervor. Jede Anlage ist wichtig, und sie muss entwickelt werden. Eine Kraft beherrscht die andere, aber keine kann die andere bilden, in jeder Anlage liegt auch allein die Kraft, sich zu vollenden; das verstehen so wenig Menschen, die doch lehren und wirken wollen’.Ga naar eind40) Men kan dit een oude waarheid noemen, maar verouderd is ze stellig niet! | |
's AvondsDe meeste Nederlanders zijn blij, dat de Duitschers misschien weggaan. Ik deel hun meening niet en had er een woordenwisseling over met K. ‘Hoerrah - de Moffen weg!’ zei hij. En daarna? Wie krijgen hier dan de bovenhand? De slechte, reactionnaire elementen onder de Polen. Als de Duitschers weg zijn, krijgen we de dictatuur van de Poolsche Kappers! Natuurlijk zijn er ook onder de Duitschers slechte elementen - ik zal de laatste zijn om het te ontkennen. Toch hebben velen van hen ons geholpen. Ze zijn immers het langst hier, en we zullen - volgens mij - tegen het einde hun raad en kampervaring bitter noodig hebben. | |
[pagina 137]
| |
Ik heb Eugen onmiddellijk gezegd, dat ik deze houding niet begrijp. Ze hadden samen beraadslaagd - antwoordde hij, en de conclusie was geweest: ‘nur heraus aus dem Lager’. ‘Maar dat willen we tenslotte allemaal. Ik geloof echter niet, dat dit de juiste manier is. Zoo helpen jullie de oorlog verlengen’, wierp ik tegen. ‘Wat hadden we dan moeten doen’? ‘Weigeren, standvastig weigeren. Jullie hebben altijd zoo de mond vol over Luther. Dat was een kerel, die zei: Hier sta ik, en ik kan niet anders’! Misschien was deze historische parabel onjuist - dergelijke parabelen zijn het meestal - doch hij begreep goed wàt ik bedoelde, en daar kwam het ten slotte op aan! | |
6 DecemberDe discussies of het juist was zich vrijwillig aan te melden zijn in alle barakken aan den gang. ‘We kunnen buiten meer doen’, beweren de Duitschers nu. Dat kan niemand van hieruit beoordeelen, geloof ik, en de Duitschers die zich opgaven - evenmin. Dit argument is slechts een handig geformuleerde uitvlucht. Ik blijf beweren, dat ze verkeerd handelen. | |
Een dag laterEugen is wanhopig, want hij is een van de weinige Oostenrijkers die zich aangemeld hebben, (de meesten van hen deden het niet), en ook onder de Duitsche vrienden is de stemming nu aanmerkelijk gedaald. Velen van hen zijn thans overtuigd, dat het verkeerd was zich op te geven, maar nu is er geen terug meer. Ze zijn trouwens niet allemaal aangenomen. Er werd bij gezegd, dat de Spanje-strijders zich niet behoefden te melden. Ook vele communisten zijn afgewezen. | |
[pagina 138]
| |
boek te verdedigen tegenover iedereen, die het ongenietbaar en verouderd vindt. Het is en blijft voor mij een der geniaalste boeken die ik ken. In welken modernen roman vind men figuren als Philine en Mignon? Schiller noemde dit werk - zooals ik in de voorrede van deze uitgave las: ‘Ruhig und tief; klar und doch unbegreiflich wie die Natur’Ga naar eind41) Een betere karakteristiek is onmogelijk. | |
9 DecemberDe Duitsche Häftlinge zijn nu in.... SS uniform gestoken en zullen morgen vertrekken. Waarheen weet niemand. Ze maken een ongelukkige indruk. Allen zijn nu ontnuchterd. Velen van hen zijn al acht of tien jaren in het kamp en ze vragen zich af, of ze daarvoor gestreden hebben: - om nu in SS uniform naar het front te worden gestuurd. Natuurlijk naar de gevaarlijkste plaatsen en met ‘echte’ SS achter hen. | |
's AvondsToen de nieuwe SS-ers vanmiddag door de Lagerstrasse liepen en afscheid namen van hun vrienden, had ik heel sterk het gevoel, dat de groote chaos, het proces der ontbinding begonnen was. Häftlinge arm in arm met SS - al was het onechte en nieuwbakken SS. SS die we niet groeten.... waar we niet bang voor zijn. Er is iets veranderd - iets gebroken. De ‘heiligheid der SS uniform’ heeft haar nimbus verloren.... Dit is het begin van het einde. Dit was een historische datum. | |
Een uur laterDe Reviercapo vertrekt ook. Wie zal hem opvolgen? | |
[pagina 139]
| |
maar wordt in het Lichtstation behandeld, omdat hij jicht heeft. Op zijn bed lag een boek van Paléologue, waardoor hij me interesseerde. Hij heet Chirini, is baron en secretaris van.... prins Friedrich Leopold van Pruisen. Hij deed gelukkig niet prominent, en wat hij over politiek beweerde, was niet eens zoo reactionnair, als ik verwacht had. Natuurlijk behoeft hij niet in het blok te slapen, heeft een prachtig commando - SS-kantine - en daardoor ook genoeg te eten; zijn baas zit in hetzelfde commando. Ze worden allebei dus ‘bevorzugt’ behandeld - wat me niet verwonderd, want ten slotte zijn deze Hohenzollern nu niet bepaald ‘hun’ ergste vijanden. Toen we nog over Paléolgoue spraken, verscheen nummer twee. ‘Der Prinz,’ zei Cirine - een eenigszins harkerige, stijve, maar heel vriendelijke en bescheiden man van een jaar of vijf en veertig. Ik zag dat zijn haar niet kort geknipt was, en hij dus verlof had om het te laten staan. Iets in z'n gezicht - ik geloof de neus en vooral de ietwat domme trek boven z'n bovenlip - deed me dadelijk aan de Duitsche kroonprins denken. Verder was hij zeer behoorlijk - minder intelligent dan Chirine, doch welwillend. Ik kreeg den indruk, dat zij in hun commando meer nieuws hooren dan wij hier, en zal dus probeeren hen vaker te ontmoeten. | |
's AvondsW., de Oostenrijksche Oberpfleger van 7 is Reviercapo geworden. Hij is Spanje-strijder en er zal dus in het Revier een andere - stellig betere - wind gaan waaien, vooral omdat hij ook tegen de slechte Poolsche elementen is, die hier de baas willen spelen. | |
[pagina 140]
| |
hoewel ik weet, dat hij veel en veel meer heeft gepubliceerd. Wanneer ik nu, vanuit het kamp, aan van Eeden denk, kom ik opnieuw tot de conclusie, dat hij - ondanks tekortkomingen - een figuur van Europeesch formaat was, een schrijver, die ons in Nederland voor het eerst met vele sociale en cultureele problemen, die Europeesche problemen bleken te zijn, in aanraking bracht. Hij heeft tevens onzen horizon verbreed, o.a. door belangstelling voor de wijsbegeerte van het Oosten te wekken - voor Confucius en Laotse (samen met Borel). Ik geloof, dat de jongeren onder ons, ten onrechte, te weinig waardeering voor hem koesteren, en zijn - in vele opzichten al historische - beteekenis onderschatten. Velen heeft hij aangetrokken, zonder hen echter te geven, wat ze van hem verwacht hadden. Hij is vaak aangevallen en becritiseerd maar hij heeft ons nooit onverschillig gelaten, op allen heeft hij op de een of andere manier een bepaalden invloed uitgeoefend. Hij was na Multatuli een der eerste schrijvers in ons land, die zijn lezers de overtuiging bijbracht, dat er een wisselwerking bestond tusschen Kunst en Maatschappij. De meesten van ons beseffen dat nu, maar destijds was het een daad, daar de aandacht op te vestigen. Aan den anderen kant had Verwey natuurlijk naar toen hij in zijn biografie schreef, dat van Eeden als kunstegelijk nooit door een groot kunstwerk overtuigd heeft. Tolstoi - waarmee hij door zijn sociale experimenten eenige overeenkomst vertoont - deed dat wel, o.a. door ‘Oorlog en Vrede’ en andere boeken. Dat zijn de boeken waardoor hij tot de wereldliteratuur behoort - niet door zijn ethische geschriften (b.v. ‘Die Kreutzersonate’ enz.). Van van Eeden zullen waarschijnlijk een paar gedichten blijven, ‘Lioba’ en fragmenten uit de ‘Nachtbruid’, maar niet de tendentieuse gedeelten uit ‘Sirius en Siderius’, niet ‘De blijde wereld’ en ‘Paul's ontwaken’. | |
's AvondsHeini heeft met den nieuwen Revier-capo over mij gesproken. | |
[pagina 141]
| |
Ik moet morgen vroeg bij hem komen. In de Schreibstube. Er wordt daar nieuw personeel aangenomen nu zoovele Duitschers vertrokken zijn. | |
12 DecemberEr was vannacht minstens 2 uur lang luchtalarm. Ik ben opgestaan en bij de tafel gaan zitten. Heb maar geprobeerd me weer op van Eeden te concentreeren en gemerkt, dat ik vergeten heb een paar woorden te zeggen over de ‘Internationale Tribune’ die hij tijdens den eersten oorlog in de Groene redigeerde, en waaraan schrijvers uit alle landen meewerkten. Ik heb toen vele boeken van deze buitenlandsche schrijvers besteld, en zal van Eeden zoolang ik leef dankbaar blijven, omdat hij me met hen in aanraking bracht en me daardoor, reeds tijdens den eersten wereldoorlog, behoedde voor een bekrompen chauvinisme. Ik herinner me nog stellig, dat hij het was, die me op deze manier liet kennis maken met vele der waardevolste auteurs, o.m. met: Romain Rolland, Norman Angell, Carl Spitteler, Allen Upward, Bernard Shaw, Havelock Ellis, Paul Bjerre, Erich Gutkind, Siegmund Freud, Franz Oppenheimer, Walter Rathenau, Gustav Landauer, Tagore, Upton Sinclair, Oliver Lodge, Alexandre Mercereau en vele anderen. | |
's AvondsNachtpfleger in de malaria-afdeeling geworden. De capo wilde me eerst de leiding van de Wäschekammer opdragen, maar dat heb ik geweigerd, want ik ben pas een half jaar hier en voel me tegen de ‘handige’ Poolsche verplegers die hier al jaren zijn, niet opgewassen. Ze zouden me elken dag onder allerlei voorwendsels lakens en handdoeken en ondergoed aftroggelen, natuurlijk zonder reçus. Na een week was ik op die manier uitverkocht en... ter verantwoording geroepen. W. begreep mijn weigering echter niet, vond me, geloof ik, ondankbaar en eigenwijs en zei toen nogal onvriendelijk: dan maar Nachtpfleger Malaria-Abteilung. Ik moet vanavond beginnen......... | |
[pagina 142]
| |
13 DecemberDezen nacht zal ik nooit vergeten..... Het leek zoo eenvoudig: alleen drie keer per nacht temperatuur opnemen, de pols voelen en dit in de koortslijsten invullen; verder niets, maar ik voelde dadelijk dat hier gevaar dreigde. Om 9 uur deed ik de eerste ronde. ‘Zorg er voor dat je geen ruzie krijgt met August, den dikken Pfleger van de malaria-barak’, waarschuwde de oude Pool van de nachtwacht me nog voor ik ging. Vijftig patienten. Vijftig keer temperatuur opnemen en vijftig keer de pols voelen. Velen hadden over de 40 en ijlden. Het invullen van de lijsten en het pols-voelen kostte me de meeste moeite. Daarna wachten tot 12 uur. Om 12 uur de tweede ronde. Bij sommigen was de koorts plotseling opgeloopen, bij anderen ineens gevaarlijk gedaald... Een oude Duitscher in de hoek wenkte me. Blij, dat ik z'n taal kende, begon hij te vertellen, dat hij hier al vele honderden had zien sterven en zelf hier invalide was geworden. Hij heeft - als gevolg van Schilling's ‘proeven’ - een arm verloren. Plotseling drong weer tot me door, wat zich hier afspeelt. Nu weet ik ook, waarvoor de vliegen dienen, die August elken dag zoo ceremonieel naar deze Stube brengt.... Elken morgen om 10 uur. En steeds hetzelfde schouwspel: Voorop professor Schilling, een ouwe bullebak, waar iedereen bang voor is en die hier te bevelen heeft, gevolgd door twee verplegers en achteraan August met zijn vliegen onder een kap, die hij zoo voorzichtig en zoo plechtig draagt, alsof hij in een processie schrijdt met in z'n handen het Allerheiligste.... Die vliegen dienen om deze Häftlinge - tegenwoordig bijna uitsluitend Italianen, Zigeuners en Russen, zooals de oude Duitscher me vertelde - malaria te bezorgen, waar honderden al aan gestorven zijn en nog vele aan sterven zullen...... Om half drie was er luchtalarm. De Pool, dien ik moest helpen om overal het licht uit te schakelen en dien ik vroeg hoe hij het vond, wat ‘ze’ hier deden, noemde het ‘wetenschappelijk onderzoek | |
[pagina 143]
| |
ten behoeve der Duitsche Koloniën’. Maar ze hebben immers geen koloniën meer en zullen ze ook nooit krijgen!! Toen ik door de donkere gang liep naar barak 15, viel vlak in de buurt een bom. Ik voelde me heel alleen en verlaten, eigenlijk de eerste maal sinds ik hier ben. Om vier uur was het gevaar afgeloopen en deed ik m'n laatste ronde. De oude Duitscher lag nog steeds wakker en weer wenkte hij me. Hij keek eerst voorzichtig en wantrouwig om zich heen, of zijn buren vast sliepen, en waarschuwde me toen dringend, zoowel voor August als voor den professor. ‘Schilling controleert de koortslijsten elken morgen heel nauwkeurig; hij is - zelfs bij de kleinste vergissing - onverbiddelijk, en zal iedereen voor het geringste foutje in den bunker smijten of stokslagen laten toedienen. Hij heeft hier in het Revier meer macht dan de Kommandant, is alleen aan Berlijn verantwoording schuldig. En August en een van de andere Pfleger staan aan den kant van den professor,’ voegde de oude man er fluisterend aan toe. | |
14 DecemberZooeven den Revier-capo gezegd, dat ik de baan als ‘Nachtpfleger Malaria-station’ op moet geven, omdat mijn ogen te slecht zijn en m'n bril te zwak is, zoodat ik de streepjes op den koorts-thermometer niet goed kan lezen. Hij was wel onvriendelijk, doch ontsloeg me niet als ‘personeel’ zooals ik gevreesd had. Ik kan dus nog hier blijven. | |
's avondsVandaag is het eerste geval van vlektyphus geconstateerd. Dr. Krediet en de Russische dokter vreezen, dat er weldra weer een epidemie uitbreken zal. Ik vertelde het vanmiddag - nogal opgewonden - aan Adi. ‘Nu al’? vroeg hij alleen maar. ‘Ze komt anders meestal pas in Januari of Februari. Verleden jaar ook. Buiktyphus. We hadden toen 800 dooden. Nu - met dezen honger - zullen het er wel meer worden.’ Na dit gesprek met Adi begrijp ik nog beter, dat zulke epide- | |
[pagina 144]
| |
mieën voor de SS een der middelen vormen om ons te ‘liquidieren’, om ons kwijt te raken. Elk jaar, ongeveer in Januari of Februari! En dan? Hoevelen van ons zullen dan sterven? Dachau zal dus weldra met zijn gewonen voorjaarsuitverkoop beginnen....... | |
15 DecemberDe capo kwam me vanmorgen halen, nadat Sep met hem over me gesproken had. Ik heb nu weer werk. Mijn baantje is, er voor te zorgen dat alle deuren op de lange gang tusschen barak 1 en barak 9 steeds weer gesloten worden, zoodat het daar minder tocht. Beroerd werk, maar - ik kan in het Revier blijven. Bovendien hoor en zie ik in die gang veel meer dan ergens anders, en kan ik ook met veel vrienden spreken. Een groot voordeel van ‘personeel’ zijn is ook de eigen W.C........ met een deur! Eindelijk - eindelijk de mogelijkheid om nu en dan een paar minuten alleen te zijn. | |
Na het appèlDe Oberpfleger van 15 kwam me zoo juist opgewonden vertellen dat de Joegoslaafsche inderdaad een provocatrice is! In een brief van haar aan den Schutzhaftlagerführer - die ze vanmorgen toen ze weer naar München ging bij de poort zou afgegeven hebben - staat, dat enkele Häftlinge uit Dachau van plan zijn, om de vrouwen uit München met wapens te voorzien... om zich te bevrijden, wanneer de geallieerden naderen. Verder beweert ze, dat de leiding van deze actie berust bij den Belg Arthur Haulot en..... bij mij! | |
Een uur laterBen bij Arthur geweest. Hij heeft de vrouw wèl een briefje meegegeven, doch natuurlijk alleen met enkele onbelangrijke privé-mededeelingen. Ook hij is nu erg ongerust en nerveus. | |
[pagina 145]
| |
Hoe kunnen we ons verdedigen? Geen bewijzen! Die hebben ze niet noodig. Wanneer komen ze ons halen? | |
[pagina 146]
| |
direct in de kachel heeft gesmeten. Zoo luidden tenminste de informaties die we vandaag kregen. In ieder geval herademen we. | |
Na het appèlNu ik weer wat rustiger over het gebeurde na kan denken, versterkt zich de indruk, dat een zeker iemand weer een rol wilde spelen en dat hij het verhaal over H. en mij daarom gelanceerd heeft. | |
22 DecemberIk ben nu een week portier. Het is in de gang vaak ijzig koud, en ik verwonder me eigenlijk, dat ik nog geen longontsteking heb; gelukkig kan ik me nu en dan warmen bij den Franschen dokter in het Lichtstation. Het baantje heeft toch meer voordeelen, dan ik eerst dacht, want ik zie en spreek nu vele vrienden uit het Lager - en kan hen ook vaak helpen of iets toestoppen, want ik ken nu ook de ‘Hausers’, die het eten verdeelen. | |
23 DecemberNog steeds geen Kerstmispakket van het Nederlandsche Roode Kruis, waar we zóó op gehoopt hadden. De Belgen en Franschen hebben wel pakketjes ontvangen, de Belgen zelfs ieder twee. Ik heb over deze dingen tot nu toe met geen woord in dit dagboek gerept, en zal er na vandaag ook niet op terugkomen, maar we hadden er voor de feestdagen zoo op gerekend.... Sinds maanden niets. En de Belgen, en Polen en Franschen ontvangen geregeld. Soms tweemaal per week. Natuurlijk gaat er geen dag voorbij dat we hier niet over praten en ons afvragen: waar ligt het aan? We hebben al zoovele oorzaken opgesomd doch geen enkele blijft steekhoudend, want zelfs voor het onwaarschijnlijke geval, dat het Nederlandsche Roode Kruis door Seys verboden is, konden ze het toch uit Londen regelen! En als dat niet gaat - en waarom eigenlijk niet? - kunnen ze toch via het Zweedsche Roode Kruis iets doen, zooals bijvoorbeeld de Denen. | |
[pagina 147]
| |
Of anders via Zwitserland. Waarvoor hebben we tenslotte een Nederlandsche gezant in Bern zitten? We zullen later, wanneer we vrij zijn, dit alles - waar we nu dagelijks uren lang aan denken en over praten - misschien heel gauw vergeten zijn. We mogen het echter niet vergeten, want één zaak staat nu reeds vast: er stierven en sterven thans dagelijks in Dachau Nederlanders van honger en ondervoeding, die waarschijnlijk niet gestorven waren, wanneer we geregeld Roode-Kruis pakketten ontvingen. Een zware beschuldiging, maar niet lichtvaardig uitgesproken. | |
1en Kerstdag 's middags 12 uurGisteravond met Frits opgebleven tot ongeveer 11 uur. We hadden een spel bedacht, dat ons werkelijk geholpen heeft om niet te veel aan huis te denken. (In ieder geval is Edith weer vrij en gezond, en was er drie weken geleden ook nog bericht van Tijl). Het spel begon met Frits' vraag: hoe zou Goethe zich gedragen hebben als hij bij ons in Dachau was geweest? We hebben beiden ons antwoord opgeschreven en vergeleken, en zijn daarna doorgegaan met een paar andere duitsche dichters en denkers. Ik teken het resultaat nu op, omdat we vandaag toch vrij hebben en ik het later aan Echen wil laten zien.
Goethe: gearresteerd omdat hij zich in het Parijsche tijdschrift ‘le Globe’, aan het slot van een wetenschappelijk artikel over ontologie, in afkeurenden zin had uitgelaten over de theorieën van den Rassenforscher professor Günther. Hij zit nu al twee jaar, daar hij - zoo luidde zijn Schutzhaft-befehl - door deze publicatie den naam der nationaal-socialistische wetenschap naar beneden had gehaald. Hij zal echter weldra vrij komen want Hans Carossa heeft bij Goebbels op zijn vrijlating aangedrongen. Goethe zou hier in Dachau waarschijnlijk Reviercapo of capo van de Totenkammer zijn, en heel erg prominent. Tevens had | |
[pagina 148]
| |
hij stellig uitstekende connecties zoowel met de Polen als met de communisten. Zijn omgang met de SS zou waarschijnlijk heel diplomatiek en voorkomend zijn, doch zoo, dat er van ons standpunt uiteindelijk niets op aan te merken zou zijn. En natuurlijk had hij vergunning om zijn haar te laten staan.
Schiller: Gearresteerd wegens publicatie in de ‘Horen’ van een groot gedicht: ‘Ex oriente Lux’, dat als een hymne op de Sovjet-Unie werd beschouwd. Bij het verhoor bleek, dat Goethe zich als mederedacteur tegen het opnemen van dit gedicht verzet had, daar hij het als tegen het regiem van zijn vorst - Karl August gericht - beschouwde. Schiller had het zwaar: Locomotieven-Kommando München. Bij zijn medegevangenen, voor wiensre chten hij steeds opkwam, stond hij buitengewoon goed aangeschreven, maar met de meeste Capo's en Blockoudsten op gespannen voet, zoodat hij reeds tweemaal 25 ‘auf den Arsch’ gehad had, en steeds gevaar liep om op transport te worden gestuurd. Georg Büchner: gearresteerd als communist en wegens verspreiding van illegale literatuur (o.a. van het pamflet: Friede den Hütten, Krieg den Palästen.) Op speciaal bevel van Berlijn in Dachau opgehangen. 's Avonds na het appèl werd zijn dood in het geheim door de gevangenen herdacht.
Heinrich von Kleist: Gearresteerd als medewerker van het Widerstands-Verlag (directie Ernst Nikisch) tevens verdacht van deelname aan de samenzwering van 20 Juli. Hoewel hij het goed bedoelde, had hij in zijn Stube steeds met iedereen ruzie. Hij pleegt op zekeren dag - samen met een homosexueelen Hongaarschen officier - zelfmoord. Niet uit angst voor de SS, doch omdat hij van oordeel was, dat wij allen in gebreke blijven bij het vervullen van de ware verplichting, die het leven ons oplegt.
Hölderlin: gearresteerd als a-sociaal element. Had geweigerd zich voor den ‘Arbeitseinsatz’ aan te melden. Bleek reeds de | |
[pagina 149]
| |
eerste dagen na zijn aankomst in Dachau totaal ongeschikt voor het kampleven, zoodat hij door z'n Poolschen blokoudste naar de Nervenzimmer van het Krankenrevier werd gebracht, waar ze hem dadelijk in een dwangbuis stopten. Werd na korten tijd door den Oberpfleger, die extra het land aan Hölderlin had, omdat hij Grieksch kende, op Invalidentransport gezonden.
Schopenhauer: veroordeeld omdat hij den hond van Ley, den leider van het Arbeitsfront, ‘plebeïsches Rindvieh’ had genoemd, toen deze Atma, zijn poedel, had gebeten. Hij bekleedt in Dachau een prominente positie, ontvangt veel pakketjes, waarvan hij slechts een heel enkelen keer aan anders prominenten een kleinigheid afstaat. Is buitengewoon trotsch en egoïstisch en beschouwt de meeste zijner mede-gevangenen slechts als ‘Fabrikware der Natur’.
Nietzsche: veroordeeld wegens een scherpe kritiek op Rosenberg's ‘Mythos des zwanzigsten Jahrhunderts’, dat hij ‘geschwätzigen Dilettantismus’ noemde. Hij is in het lager reeds na enkele weken een ‘Muselmann’ geworden, die steeds in tranen baadt, en 's avonds voor den ingang van blok 26 om wat soep bedelt. We waren juist met Gerhart Hauptmann bezig, toen er weer luchtalarm kwam en de Abwehr in de buurt, waarschijnlijk die in de Plantage, zooveel lawaai maakte, dat alles schudde en we helaas niet meer schrijven konden.... | |
27 DecemberTijdens de Mittagsruhe een heel lang gesprek gehad met Miesen. Hij vroeg me naar mijn meening over Kierkegaard's philosophie en ik antwoordde dat ik lang niet alles van K gelezen had, maar van oordeel was, dat diens wijsbegeerte de banden tusschen Mensch en Maatschappij trachtte te ontkennen en te verbreken, en dat hij zijn lezers telkens voor oogen houdt, dat het leven geen waarde heeft - en nooit zal krijgen. | |
[pagina 150]
| |
Ik wees hem op de hernieuwde belangstelling voor Kierkegaard onder Hitler, op de vele nieuwe uitgaven en interpretaties van zijn werk, en het telkens noemen van zijn naam in de officieele Duitsche pers, en vroeg hem of dat eigenlijk niet het bewijs was, dat zijn denkbeelden in geen enkel opzicht in strijd werden geacht met de - fascistische ideologie. ‘Evenmin trouwens, als de theorieën van jouw professor Heidegger’ zei ik nog, en toen hadden we de poppen aan het dansen, want hij is een leerling van Heidegger en heeft college bij hem geloopen. Hij begon te schermen met diens theorieën van het Dasein - het in-de-wereld-zijn - dat we in een ‘Seinsverständnis’ leefden, en met diens leer van het geworpen Dasein en het ontwerpend Dasein. Ik geef graag toe, dat M. doorkneed is in dit systeem, en dat ik alleen maar - geprobeerd heb het boek van prof. Waelhens over Heidegger door te werken. Ook bij hem vond ik - evenals bij zijn groten leermeester Kierkegaard eenzelfde gevoel van angst voor het leven, dezelfde opvatting dat het leven nutteloos is, alle hoop ijdel en dat het dus zinloos is, (want dat is ten slotte de consequentie) om in de krachten van het Leven te gelooven. Dus niet strijden tegen de machten die het leven willen vernietigen, een stelling waarbij immers slechts het fascisme baat zou vinden! Ik heb dat Miesen dan ook - tot zijn groote verontwaardiging - gezegd, en tevens dat ik nu heel goed begrijp, waarom Hitler het werk van Heideeger niet verbood, en dat het nu zelfs gepropageerd werd. M. repliceerde, dat Heidegger als oplossing zag ‘het moedig aanvaarden van een absurd bestaan’. Strijden daartegen, lijkt me juister en het ‘moedige aanvaarden’.... koren op den molen der Nazi's. Ik ben me bewust, dat Heidegger's systeem veel gecompliceerder en misschien ook rijker is dan ik het nu wil zien, maar zijn theorie van ‘terugkeer naar de concrete werkelijkheid’ kan ik nu niet anders dan met grof geschut beantwoorden. Want de concrete werkelijkheid van het oogenblik heet: het Derde Rijk! Uit dit feit moest Heidegger - als hij inderdaad een denker van groot formaat was - consequenties trekken, die | |
[pagina 151]
| |
elke verdere publicatie van zijn werk onder Hitler onmogelijk zou maken. Juist het tegendeel is het geval. Miesen was het natuurlijk helemaal niet met me eens, zelfs nogal ontstemd over m'n bewering, wat ik tenslotte best begrijpen kan. | |
28 DecemberK. vroeg me vandaag mijn oordeel over blok 26 - het geestelijken blok. Ik had het gevoel dat hij een fel-afkeurende uitlating van me had verwacht, en ik geloof, dat inderdaad de meeste Häftlinge zich er in afkeurenden zin over uit zouden laten, maar zoo eenvoudig is deze kwestie stellig niet. Ik kom tegenwoordig elken dag op 26. Vaak zelfs twee of driemaal dagelijks, om Blutspender te halen, of een geestelijke voor iemand in het Revier, ook om ouwels en heilig olie te vragen voor stervenden. Ik ken daardoor niet alleen alle Nederlandsche geestelijken en dominees, doch ook heel veel buitenlanders. Reeds de manier waarop K. z'n vraag formuleerde, lijkt me onjuist. Hij vraagt immers ook niet hoe ik over blok 18 of 20 of 22 denk, maar hoe ik over X of Y of Z denk. In blok 26 liggen inderdaad alleen geestelijken en dominees, maar die vormen evenmin met elkaar een gesloten geheel, als de bewoners van andere bloks. Ik geef graag toe, dat er in 26 veel egoïsten zijn - meer en grootere egoïsten zelfs dan toelaatbaar. Waarschijnlijk zijn daar ook meer lieden onsolidair met hun lotgenoten dan in andere bloks, maar moeten we in onze be- of veroordeeling niet rekening houden met de economische omstandigheden, waaronder de meesten van hen voor den oorlog leefden? Pastoors, die in hun steden en dorpen de sociale nooden van de arbeiders en boeren nimmer in de praktijk deelden (waarmee nog niet gezegd is, dat ze zich er niet om bekommerden) en daarom ook geen echte solidariteit kennen, nu de praktijk ze van hen eischt. Misschien moeten we hun gedrag - helaas vaak wangedrag - hierdoor gedeeltelijk verontschuldigen? Maar dat er op 26 kastjes zijn - ik zelf heb ze vaak gezien - | |
[pagina 152]
| |
waarin zooveel brood opgestapeld ligt, dat er een groot gedeelte van reeds verschimmeld was, terwijl - en dat moeten de eigenaars toch weten, - een barak verder, op nog geen drie meter afstand - honger, ontzettende honger heerscht (vooral in blok 30 en in de afgesloten quarantaine - bloks), is niet te verontschuldigen! Doch eenzelfde gierigheid zag ik ook in andere barakken. Neen, blok 26 is geen gesloten geheel. Ook hier liggen ten slotte maar..... menschen, met hun goede en slechte menschelijke eigenschappen. Er liggen bekrompen dorpspastoors en kapelaans, doch ook Jezuiten-paters met een verbluffende grondige kennis op vele gebieden. Er liggen buitengewoon ontwikkelde geestelijken, doch ook kloosterbroeders, wier horizon heel eng is. Er liggen geestelijken die kritiek uitoefenen op hun bisschoppen, doch ook aanhangers van den Oostenrijkschen kardinaal Innitzer die nimmer een woord tegen Hitler sprak. Er liggen reactionnaire elementen, die droomen van een ‘Ständestaat’, doch ook pastoors die bij de partisanen waren. Er liggen Francisten, doch ook anderen die een innige sympathie koesteren voor de Baskische priesters, die met de wapens in de hand tegen Franco vochten. Vele Franschen zijn enthousiaste volgelingen van Maritain en vooral van Péguy, maar er zijn hier ook bewonderaars van kardinaal Baudrillard, die aan den kant van Vichy staat. Pater Rotkranz uit Zuid-Limburg, die dag-in dag-uit de vlektyphus-patienten in het Revier bezoekt en zijn laatste stuk brood weggeeft, is voor mij.... een halve heilige; maar de duitsche pastoor B., die den heelen dag chauvinistische nonsens uitkraamt en daarbij buitengewoon autoritair en onverdraagzaam is.... een halve Nazi. Dit probleem - het probleem: Blok 26 - is werkelijk niet zo eenvoudig als K. denkt. | |
[pagina 153]
| |
Rob vraagt me - wanneer hij me met de doodenlijst ziet rondgaan - elken dag: ‘hoeveel Nederlanders vandaag?’ Ik begrijp dat, kijk dat zelf ook na, en noteer de namen en de data der gestorvenen voor later...... Toen ik hem vanmorgen weer uitvoerig had ingelicht over het sterfte-cijfer in de verschillende barakken zei hij echter: ‘In blok 23 gaat het dus beter dan in 25!’ ‘Hoezoo,’ vroeg ik ‘in 23 zijn vandaag zesenveertig dooden en in 25 zijn er twaalf?’ ‘Maar in barak 25 zijn drie Nederlanders gestorven en in 23 maar een’ was zijn antwoord. De andere 45, Italianen, Franschen, Belgen, Duitschers, Joegoslaven en Russen tellen dus voor hem niet. - - | |
OudejaarsavondEen week geleden in de bibliotheek ‘Die Nachtwachen des Bonaventura’ ontdekt, een der merkwaardigste boeken uit den tijd der Romantiek. Ik heb er vroeger intens van genoten en het nu vanavond uit m'n kastje gehaald om ook hier - in het kamp, door deze lectuur iets te voelen van de diepe beteekenis der jaarswisseling, deze uren te zien als het - misschien ook voor ons - begin van een heel belangrijken overgang naar een nieuwen tijd. De handeling van het boek speelt in een Duitsche provinciestad, zoo Duitsch als ze maar zijn kan, en de figuur van den nachtwachter - de hoofdpersoon - is onvergetelijk. Hij is weliswaar wat intelligenter dan nachtwakers gewoonlijk plegen te zijn, maar hij is al vele jaren in z'n ambt, tot aller tevredenheid, en er is niets ten zijnen nadeele bekend, zoodat men dat op den koop toeneemt. Het was immers niet gevaarlijk en bovendien bezat hij de voortreffelijke eigenschappen van buitengewoon trouw en nauwgezet te zijn. Tot het geschiedde, dat op zekeren nacht iets gebeurde, wat niemand ooit had kunnen droomen! In den nacht van 31 December 1799 op 1 Januari 1800 verkondigt hij: - de Eeuwigheid en het Laatste Oordeel. Het resultaat is dan ook verbijsterend: iedereen krijgt een | |
[pagina 154]
| |
doodelijke schrik, alle menschen worden angstig en onrustig. De verwarring is algemeen en kent geen grenzen, want wie dacht in het begin der negentiende eeuw aan Eeuwigheid en het Laatste Oordeel? Eerst langzamerhand wordt bekend dat de oorzaak van al deze opwinding, berouw en vrees slechts - aan een luim van den nachtwaker te danken was. De woede tegen hem is dan ook algemeen en stijgt ten top. ‘Wie konnte er sich unterstehen uns auf so eine unerhörte Art hinaus zu blasen aus unserem wohlverdienten Gottesfrieden?’Ga naar eind42) Ik wil over dit bijzonder boek, waarvan de auteur niet bekend is, morgen met Eddy spreken: Zijn ‘Matheus’ - lijkt me - zou nachtwachter kunnen worden en hier in Dachau de Eeuwigheid en het Laatste Oordeel verkondigen. Wat een stof voor een gedicht! |
|