Het moderne Fransche tooneel
(1918)–C.P. van Rossem– Auteursrecht onbekend
[pagina 1]
| |
InleidingIk heb eens iemand in vollen ernst hooren zeggen: Het fransche tooneel.... dat bestaat niet! Hier tegenover zouden we de vraag kunnen stellen: wat zou de Europeesche tooneelschrijfkunst van de laatste halve eeuw zijn geweest zonder de fransche school? Vraag aan Strindberg bij wien hij ter school is gegaan en hij zal u antwoorden in zijn autobiographieën en zijn tooneelcommentaren. Het was het Parijs van Antoine waarop hij steeds de oogen had gericht. Ibsen leerde het heele technische werk van Scribe en men vindt in zijn oeuvre herhaaldelijk bekende tooneel-trucjes van den handigen Franschman terug. Sudermann bouwt zijn stukken geheel volgens fransch recept op; Björnson's Faillissement is een typisch voorbeeld van het fransche ‘pièce bien faite’, aangepast aan Noorsche toestanden en Noorschen smaak en Hauptmann heeft menigmaal te kennen gegeven wat hij aan de Franschen verschuldigd was. Wie zal franschen invloed ontkennen op het werk van Wilde en Shaw, Gorki en Fulda, Schnitzler en Pinero, om slechts enkele heterogeene persoonlijkheden te nemen? En kijk eens naar de enkele tooneelschrijvers die ons vaderland in de negentiende eeuw heeft voortgebracht. Wat zijn stukken als de Neven en Uitgaan, | |
[pagina 2]
| |
De bittere pil en Anne Mie, Eerloos en Joan Wouters anders dan imitatie van het fransche repertoire? Werkte Schimmel niet volgens de modellen der fransche dramaturgen welke, naar zijn eigen woorden, gevormd hadden: De school van het gezond verstand? Een ieder die de geschiedenis nagaat van ons hollandsch tooneel zal verbaasd staan over den import die sinds onheugelijke jaren van uit Parijs kwam. Hugo, Dumas père, Dumas fils, Scribe, Delavigne, Legouvé, Ponsard, d'Ennery, Labiche, Sardou, de Girardin, de Banville, Meilhac en Halévy, Pailleron, Sandeau, Augier, Feuillet, Erckmann-Chatrian, Coppée, Claretie, Bergerat, Becque en tientallen andere auteurs van vóór '80 vormden hier het repertoire waarnaast de Duitschers zich een bescheiden plaatsje moesten getroosten in den vorm van de burgermansklucht. En zooals het in ons land was, zoo was het over de heele wereld. Lange jaren bestond er voor het groote publiek slechts één tooneel, het fransche, slechts één tooneelspel-kunst, de fransche.
Er wordt den laatsten tijd dikwijls gezegd dat het fransche tooneel aan invloed heeft ingeboet. Ik zal de laatste zijn dit te ontkennen. Frankrijk was ook de eerste in de vlieg-sport. Voortbouwend op den durf en de geniale intuïtie van de fransche pionniers, hebben de andere landen zich aangepast aan de nieuwe omstandigheden en het vliegwezen in concurrentie opgevoerd tot gelijke hoogte. Niettemin zal een ieder aan Frankrijk de eer toekennen de school te hebben gevormd waaruit alle andere de wetenschap hebben afgekeken. Evenzoo is het met de moderne tooneelschrijfkunst. De buitenlandsche concurrentie was vroeger gering. Toen echter ook de andere landen uit hun | |
[pagina 3]
| |
dommel ontwaakten, wierpen zij hun producten in concurrentie op de wereld-markt en de oude leermeesteres moest met haar talentvolle leerlingen het repertoire verdeelen.
En waarin schuilt nu de groote waarde van het fransche tooneel? Allereerst in de techniek. De tooneel-techniek, dat onmisbare en waardevolle element bij het schrijven van een stuk, is een zeer speciale gave die den Franschen schijnt aangeboren. Het is een kwestie van optica en perspectief, van gevoel voor actie en van de kunst van vervalsching. Een goed tooneel-schrijver zal intuïtief de bochten en krommingen in de lijn van zijn stuk aanvoelen, hij zal eveneens intuïtief de juiste maat bepalen van sentiment en van geest en de juiste lengte van het bedrijf en van de scène, hij zal de hiaten wegwerken voordat de optiek van het tooneel hem deze aanwijst, hij zal coupeeren voordat de regisseur het blauwe potlood te voorschijn trekt, hij zal opbouwen met dat vaste inzicht dat geen andere structuur mogelijk maakt, hij zal het geheel concipieeren alsof hij in de zaal naar zijn eigen stuk zit te kijken en tevens zal hij persoonlijk zijn figuren en zijn fantasie uitspelen en elke nuance in de dialoog, voor zijn schrijftafel op zijn lippen aanvoelen, met het gevolg dat de verrassing tot het minimum wordt beperkt. Dit alles hebben de Franschen in hooge mate, ze schrijven niet een tooneelstuk, ze schrijven ‘tooneel’, ze hebben een speciaal zintuig voor de eischen en de mogelijkheden van de holle ruimte voor het voet-licht, ze kennen de juiste truc om de werkelijkheid van het dagelijksch leven zoodanig te truqueeren dat het ‘doet’ op de planken en ze hebben die eigenaardige ‘esprit de mesure’, gebaseerd op een intuïtieve psychologie van het schouwburg-publiek. Elk goed tooneel-schrijver is een geboren acteur; hij moge op | |
[pagina 4]
| |
de planken de tooneel-techniek niet geheel beheerschen, in de wereld van zijn eigen geschapen fantasie speelt hij tegen de besten op. En juist omdat het fransche volk een volk is van geboren tooneelspelers, hebben de Franschen sinds eeuwen op het gebied van de tooneelschrijfkunst dien meest passenden vorm gevonden welke door het buitenland slaafs werd overgenomen. ‘La pièce bien faite’, een eerste acte van expositie en preparatie, een tweede acte met ontwikkeling en stijging der actie, een groote scène aan het slot van dit bedrijf en een logische ontknooping tot slot, ziehier het bekende recept van SarceyGa naar voetnoot1). Er is den laatsten tijd veel oppositie tegen l'oncle Sarcey en het fransche tooneel-corset. En toch, ondanks alle zucht en zoeken naar nieuwere en vrijere banen, komt men toch steeds weer op een analogen bouw terug, een bewijs dat het burgerrecht aan dezen typischen franschen vorm niet ten onrechte door Sarcey voor langen tijd is verleend. Zonder twijfel is ‘la pièce bien faite’, zuiver als technische goochel-toer en niet geruggesteund door innerlijke waarde, een product uit den booze. Ik wil echter niet inzien waarom deze vorm, (met alle vrijheden die binnen de grens van de tooneel-mogelijkheden liggen), een vorm die in hooge mate tooneelmatig is en geen enkel ingrijpend bezwaar met zich brengt, moet worden verworpen voor andere bouwplannen die slechts dank zij coupures en andere gewelddadigheden, met moeite de censuur passeeren. Bij slot van rekening zijn alle levenskrachtige werken ‘pièces bien faites’. | |
[pagina 5]
| |
De evenwichtige bouw van de fransche comedie past zich geheel aan aan de psyche van het fransche volk dat de vorm-schoonheid, als een openbaring van de natuur in haar zuiver lijnen-spel en evenwichtige proporties, met groote liefde verheerlijkt en aanbidt. En naast die techniek en dien specifieken bouw, is ook de fransche karakter-teekening van belang voor het juiste begrip van de Gallische tooneel-producten en hun invloed op het wereld-schouw-tooneel. Het waardevolle van de fransche karakterteekening ligt in het feit dat ze universeel is en ze de grens van de mogelijkheid nooit tracht te overschrijden. Universeel in deze beteekenis dat een Noor, een Griek, een Rus of een Hollander in volledig begrijpen mee kan leven met de meeste der fransche comische of dramatische figuren omdat deze van alle tijden en van alle landen zijn. Dit universeele vindt zijn bewijs in het feit dat het fransche tooneel zoo gemakkelijk de wereld heeft kunnen veroveren, waar de germaansche tooneel-litteratuur met haar nevelige en gecompliceerde psyches slechts een zeer speciaal publiek heeft bereikt. Het verschil tusschen deze twee methoden en stroomingen is met een enkel woord aan te geven. De Franschen zijn tevreden als ze een mensch op het tooneel hebben gebracht in wien het volle rijke leven ontspringt, de Germanen zetten hun psyche's onder de loupe, graven ze uit, trachten de diepste roerselen van de menschelijke ziel te benaderen en vergeten hierbij dat het tooneel een kunstmatige kunst is die nimmer dezelfde mogelijkheden biedt als de roman. Een Franschman, wien de ‘clarté’ als een levensbehoefte is ingeboren, zal immer trachten ons een figuur te geven waaraan we houvast hebben en in welks ziele-leven we mee kunnen leven omdat | |
[pagina 6]
| |
hij bekende of onbewuste associaties in ons wakker roept. Een echte Germaan daarentegen zal niet tevreden zijn voordat hij ons een puzzle, een raadsel voor oogen heeft gezet, dat door elk mensch verschillend wordt opgelost. Ook heeft dit laatste het groote bezwaar dat de persona dramatis onwillekeurig met stukjes en brokjes in elkaar wordt gezet en als een zeer merkwaardig doch levenloos mechanisme op de planken komt. Een Latijn bijv. zal nooit een Hedda Gabler of een Fraülein Julie op het tooneel brengen; hij voelt intuïtief dat deze psyche's de grenzen van de tooneel-mogelijkheden overschrijden en zal ze afvoeren naar den roman waar ze veel vruchtbaarder veld tot ontwikkeling zullen vindenGa naar voetnoot1). En gaat hij er een enkel maal toe over, zoo zal hij nimmer vergeten het publiek aan de hand te nemen en het de richting te wijzen waarin het de oplossing heeft te zoeken. Ik denk hierbij voornamelijk aan de Curel, die de merkwaardige gave heeft zijn ingewikkelde persoonlijkheden zoodanig te belichten dat ze altijd als scherp getypeerde psyches voor ons zoekend begrip komen te staan. Voor een Franschman is een tooneel-karakter een geslaagde schepping zoodra het ons pakt en ontroert. Hoofdzaak is dat we het aanvoelen als belevendigd door de levens-fluide, dat het ons uit het volle leven tegemoet treedt en dat we vergeten dat we een tooneelfiguur voor ons hebben. Het gaat nu | |
[pagina 7]
| |
niet om het principe van diepte en die quasi-Duitsche geleerdheid die slechts gebrek is aan helderheid, het gaat er om en bloc een levende figuur te scheppen al is ze slechts met enkele dun opgezette lijnen aangegeven. De fransche tooneel-litteratuur is zeer rijk aan figuren die absoluut niet cerebraal gedacht zijn doch eenvoudig, zuiver en levens-echt zijn neergezet en daarom honderd-duizenden schouwburg-bezoekers gedurende lange jaren altijd weer opnieuw hebben gepakt en ontroerd. Dat de Franschen op hun tijd ook breed en diep-ziende psychologen zijn, de rijke roman-litteratuur wijst het uit. Wanneer zij derhalve hun personae dramatis op andere manier opzetten, zoo wijst dit er op dat hun instinct van helderheid en duidelijkheid en hun natuurlijke aangeboren kijk op het tooneel hun de waarde heeft doen begrijpen van de scherp omlijnde figuur die ons onmiddellijk zijn ware persoonlijkheid onthult.
Het is ondoenlijk u hier in alle détails in te leiden in alle typeerende eigenaardigheden van de fransche tooneelschrijfkunst; het kader van dit werkje is hiervoor al te beperkt. Bovendien, het algemeen overzicht in de verdere bladzijden zal daarvoor gelegenheid bieden. Nog slechts een enkel woord over de fransche dialoog. De Franschen als geboren causeurs kennen de kracht en de waarde van de woorden; eveneens beschikken zij over dien bijzonderen tact den conversatie-lust van een ander nimmer te smoren in een eeuwig aanstroomenden woordenvloed die van geen ophouden weet. Hierbij komt dan nog hun passie voor de puntige polemiek en de onbewuste zorg voor den vorm waarin zij hun gedachten neerleggen. Dit alles heeft op hun tooneel-dialoog ingewerkt en geleid tot een bepaald model van samen- | |
[pagina 8]
| |
spraak, die met recht als een goed voorbeeld aan iederen tooneelschrijver kan worden voorgehouden. Vooral wij Hollanders kunnen hieruit onnoembaar veel leeren, doch helaas is deze invloed nog zeer gering te achten. Onze zware tooneelzinnen die dik en loom aan elkaar zijn geregen, nimmer eens uitblazen in een beminnelijke luchtigheid, nimmer uitzicht bieden op een rianten en helderen horizon, doch steeds met moeite voortsukkelen, de actie ophouden in tergende zwaarwichtigheid en uitloopen in een diepzinnig gestippel van: Ra-ra, wat bedoel ik hiermee, deze dialoog zou elke Franschman onherroepelijk afkeuren als zijnde in strijd met de natuurlijke tooneel-eischen en als zijnde van een kruideniers-burgerlijkheid die hem zou afschrikkenGa naar voetnoot1). Een Franschman zal er steeds op uit zijn zijn gedachten in den kortst-mogelijken vorm neer te zetten, hij perst alles te samen tot een speciaal aphoristische schrijf-wijze die daarmee een element | |
[pagina 9]
| |
van puntigheid en kernachtigheid in zich draagt, hij kent de waarde van het niets-zeggende repliek-woordje dat plotseling de noodige opluchting geeft, hij kent de charme van de kleine zinnetjes die plotseling dartel tegen elkaar opspringen, krijgertje spelen en in versnelde actie voortrollen, hij weet het juiste moment waarop de repliek als een verrassend pistool-schot moet vallen, hij weet het juiste moment waarop de dialoog heeft te zwijgen om den acteur gelegenheid te geven zijn spel te ontwikkelen, hij kent de draagkracht van een enkel woord met de juiste intonatie ingezet, hij kent de geheimen van de ademhaling en de mogelijkheden van de menschelijke stem, enfin... hij weet een dialoog te schrijven. |
|