Vierde Tooneel.
alleen, de regen van zich afschuddende.
Vervloekt weder! het regent dat het giet, en de lucht is zoo zwart bewolkt, als of er een tweede zondvloed voorhanden ware... En dat juist gisteren en vandaeg, terwyl de groote pryskamp naer Orleans plaets heeft... Ik ben er ziek van... Arme beestjes, zy hebben eene slechte reis!... God weet hoe veel er zullen achterblyven; tot hiertoe is er nog geen enkel aengekomen!... Het is om er de koorts van te krygen... Ho, myne tuimelaren en myn snol zullen het druk hebben, vooral myn snol, die er op gezet is om my iedermael een eereprys te doen behalen... Ach, myn hart klopt van angst, wanneer ik denk dat hy nog niet te huis is, ik ben ongerust voor dat arme dier... het ligt my toch zoo aen het hart, en indien het eens achterbleef... Maer, neen, verdryven wy die doodelyke gedachten, ik ben zeker dat myn snol niet toeven zal, om my weêr als de eerste duivenmelker van Antwerpen te doen uitmunten.
Zang No 3.
Ik ware vast betooverd of belezen,
Zoo nu myn snol my in myn hoop bedroog.
Myn rappe snol door iedereen geprezen,
En faelde nooit waer hy ter pryskamp vloog.
Ook thans zal hy myn reputatie maken,
En eer doen aen myn duivenmelkery...
O 'k voel van vreugd my 't hart reeds blaken,
Want d'eerste prys bevalt gewis aen my!