Het vermakelyke minne-spel, of toneel der liefde
(ca. 1730)–Jakobus Rosseau– Auteursrechtvrij
[pagina 118]
| |
Ik heb nu een milde bui,
Ach! myn vers ontlooke roosje,
Ronde blonde krullebol,
Netter dan een hoetjesol,
Meisje hier komt Floris Knol
En Verjaard jou met een Naald,
Die gy tusschen 't hair moet steeken,
Liefje ziet hoe dat ze straald,
'k Hebze voor jou uit gekeeken,
En terwyl gy op dees tyd,
Even achtien jaartjes zyt,
Is dees Naald voor u, ô! Meid.
Vorders leeft myn Zonne-blom,
Veele jaren en mind Floris,
Ja werd oud en gaat nooit krom,
Volgt Besje die veel voor is,
Naait en braait, en stopt en styft,
En alzo de lui geryft,
Floris uwe Dienaar blyft.
Hé wat zegt gy lieve Floor?
Zyt gy zo tot my genegen?
Besje geeft nog geen gehoor,
Zy staat onze Troudag tegen,
ô! Zy knord en mord, en slaat
My, wanneer ik daar van praat,
Ja dan is zy stadig kwaad.
| |
[pagina 119]
| |
Truitje lief kom ik zal haar,
Daatelyk om 't Jawoord vragen,
'k Weet wy werde wel een Paar,
Ik zal Besje wel behagen,
Daar 's een kus dat gaat 'er heen,
Zyt zy Ja ik ben te vreên,
Anders is 't een blaauwe Scheen.
't Verjaar-Digt steeld een jeugdig hert,
Dat zy tot Min bewoogen werd.
|
|