Het vermakelyke minne-spel, of toneel der liefde
(ca. 1730)–Jakobus Rosseau– Auteursrechtvrij
[pagina 107]
| |
De Tabak doet hem steeds weven,
En maakt ook zyn handen gouw.
Eer de Snyders gaan aan 't werken,
Mogen zy hun hart versterken,
Met een pypje in de brand,
Eer de naald valt uit haar hand:
Ziet de Timmerlieden zagen,
Met een pypje in den mond,
Zonder rooken, ach! zy klagen,
Hé wat ben ik ongezont.
Metzelaars niet ligt vergeeten,
Eer zy s'morgens gaan aan 't eeten,
Moet het doosje uit de zak,
En een pyp met krul Tabak
Eer men schoft, dat schynt te sinaken,
Beeter dan een borrelslag,
Mannen wil geen troef verzaken,
Rookt terwyl 't u beuren mag.
Smit moet gy het yzer smeeden,
Rookt een pyp het werd geleeden,
Volgt dus Vulcanus, zo
Dampt en smookt in folio:
Jogchem wil geen Boeken binden,
Of al meê gelyk ik zeg,
Eerst een pyp Tabak verslinden,
't Neemt u alle slym voort weg.
| |
[pagina 108]
| |
Onze Monsieur Schoenelapper,
Dat is eerst een regte knapper,
ô! Die man rookt in een jaar,
Wel een pond of 't niet en waar;
Dog de Ratelwacht doet beeter,
Hy rookt Amesvoorder goet,
Ik meen Koen de Uien - vreeter,
Die gestadig rooken moet.
Mossellui en Schoorsteen-vegers,
Roken al zo trots dan Negers,
Bootsgezellen rooken meê,
Gelyk Nikkers op de Zee,
En Soldaatje meê niet minder,
Die rookt s'nagts in zyne Tent.
Niemant krygt van 't rooken hinder,
Zo zy dat maar zyn gewent.
Viva dan gy nob'le Bazen,
Die graag stoppen, zuigen, blazen,
Rooken dat is tydverdryf,
En het houd mooi open lyf,
Wilt dan nimmermeer vertragen,
Die daar toe geneegen is,
Rookt en smookt naar u behagen,
Dus blyft gy gezond en fris.
Weg Purgaaties en Klisteeren,
Den Tabak doet ons Purgeeren.
|
|