Het vermakelyke minne-spel, of toneel der liefde(ca. 1730)–Jakobus Rosseau– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 87] [p. 87] Droevige Fop aan de Vecht. Stem: Ziet hoe helder schynt dat Maantje. FOp geraakten aan de stuipen, Mits hy zeer eilhoofdig was, Riep ik zal myn zelfs verzuipen, Zo de dogter van Piet Vlas, My niet neemt voor haar man en hooft, En haar aan Jan Knol verlooft. Zo zy niet met my wil paren, Zal ik springen in de Vecht, En na d'and're wareld varen, Of ik ben geen Boere knegt, Zo ze aan my 't Jawoord niet en geeft, Heb ik lang genoeg geleeft. Ik wil met haar conjongeeren, Gelyk egte man en vrouw: Ach! ik kan haar niet ontbeeren, Haalt haar op dat ik voort trouw, Kom ik zal sprak zyn Bestemoer, Zyt gerust myn lieve Broer. [pagina 88] [p. 88] Dog het waar geen uur geleden, Of mooi Fopje gaf den geest: Besje sprak met droeve reden, Ach! hy heeft 'er al geweest, Maar nu zal dees verliefde Knegt, Niet verdrinken in de Vecht. Hy is thans verlieft gesturven, En waar heel verzot op Pleun, Dien hy nimmer heeft verwurven, 'k Hoopte dat myn dogters zeun, Voor zyn dood nog ten trouw zou gaan, Dog dat is nu al gedaan. Al wie nog Vryer komt te sterven, Zal nooit als Man veel kost bederven, Of wie voor 't Trouwe sterven gaat, Leeft nimmer in den egten staat. Vorige Volgende