Het vermakelyke minne-spel, of toneel der liefde
(ca. 1730)–Jakobus Rosseau– Auteursrechtvrij
[pagina 81]
| |
Zoete gekje,
Trekkebekje,
Zyt niet langer stuurs op Koen,
'k Bid ei geeft my dog een zoen,
Want myn boezem voor gewis,
Heeter dan een AEtna is,
Gy alleen bezit myn ziel,
'k Word bestreeden,
Door uw leeden,
Ja ik voel een raare gloed,
Zo dra als ik u ontmoet.
Koen 'k heb u al lang gezeid,
Dat my Job de Kaasboer vreid,
En die knevel heeft braaf kluit,
Land en Koeien:
Ja wy stoeien,
Menigmaale met ons twee,
Ik ben met hem wel te vreê.
Koen indien gy reeden hoord,
Kom my nimmermeer aan boord,
Want ik ben nu al verzien,
Met dat vetje,
En banketje:
Mind ja mind een and're Meid,
Aaltje die is al verzeid.
| |
[pagina 82]
| |
Zo gy Job de Kaasboer trouwd,
'k Wed gy haast uw hoofje kloud,
Want hy is graag in de kroeg
Aan het drinken,
En aan 't klinken,
Ja hy is een ligte Quant,
Die nog moet na 't Apen-Land.
Zegje dat? wel jeemnie jee,
Dan vaar ik voor bultzak meê,
Hier op wensch ik u vaar wel,
Zoekt een ander,
Die zo schrander
Is als gy, op datje niet,
Raakt na Injen met verdriet.
Kyk hoe loopt die kleuter gat,
'k Wou zy op een hekel zat,
En met Job om haare hals,
Die heel vlug is,
Dog een Plug is:
Wel die eereloze Boer
Gebruikt Aal gewis voor Hoer.
Zy kookt vry voor haare Job
Waat'renbry, en Appelzop,
Laat zy smullen met elkaâr
Zonder zuchten
Venus vruchten,
| |
[pagina 83]
| |
Zo wind Jobje met zyn Aal,
Wel haast meer dan een Garnaal.
Knegts zo gy een blaauwtje loopt,
Gaat daarom niet aan het schelden,
Leeft gelyk verliefde Helden,
Want daar zynder meer te koop.
|
|