Het vermakelyke minne-spel, of toneel der liefde(ca. 1730)–Jakobus Rosseau– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 36] [p. 36] Damons klagt aan Rozemond. Stem: Fryn kedaar &c. LIefste Lief myn wel behagen, Beeld zo vol aanminnigheên, Ach! hoe lang zal Damon klagen, Om uw wel geschapen leên, Uwe tintelende ogen, En u lipjes als koraal, Hebbe myne ziel bewogen, 'k Wagt van u een zoet onthaal. Myne Min zal u niet schaden, Ach! myn Engelinne zoet, 'k Heb op gist'ren u zien baden, In de Christalyne Vloed, En zag uw albaste Leden, Alles even lief en teer, Gy zyt waardig aangebeden, Ja gund Damon zo veel eer. Damon kon ik u behagen, En zag gy myn Leden bloot, [pagina 37] [p. 37] 'k Zal u weder liefde dragen, En getrouw zyn tot ter dood, Niemant zal myn gunst verwinne, Wyl gy my alleen bekoord, Zal ik u zo ryn beminne, Als een eerbaar Vrouw behoord. Ziels-Vrindinne Rozemonde, Nimmer heb ik blyder dag, Op het 's Warelds rond bevonden, Wyl ik uw omhelzen mag, En u als myn Bruid omvangen, Met myn armen om uw hals, Kuslen uwe roode wangen, En uw lieve lipjes mals. Daar meê gingen dees Beminden Rusten na dit zoet besluit, Rozemont aan 't bloempjes binden, Damon speelden op zyn Fluit, Bragte zo den dag ten enden, Gingen toen gerust en bly, Met haar Schaapjes henen wenden, Rozemond aan Damons zei. Mogt deze Herder haar van verre eerst belonken, Hy zag thans kort daar na de Huwlyks Band geklonken. Vorige Volgende