Het vermakelyke minne-spel, of toneel der liefde(ca. 1730)–Jakobus Rosseau– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 29] [p. 29] De klagende Leander. Stem: Filidaatje hoe lang is 't geleden. LEliaan myn lieve Schatje, Ziet zo bars als Paters Katje, Als ik haar van Trouwen praat, Zy al knorrend van my gaat, En ik wil haar thans beminnen, Of ik haar nog mogt verwinnen, 'k Zoek haar tot myn Deelgenoot, Help my dan ô! klyne Minne-Guitje, Uwe kragt is groot: 'k Zoek haar tot myn Deelgenoot, En leg steeds myn liefde bloot. Haare oogjes schieten lonkjes, Met veel flikkerende vonkjes, Zo dat my het ingewant, Werd ontstoken door dien brand, Maar zy schynd my niet te achten, En wil na de Min nooit trachten, Wyl zy aan een Beekje zat, Ik haar om een kusje kusje kusje Menigmaale bad: Wyl zy aan een Beekje zat, Kreeg myn liefde nog geen vat. [pagina 30] [p. 30] 't Gaat my waarlyk aan de zinne, Toond die Maagd nooit weder minne, Want haar wel gestelde leest, Maald gestadig in myn geest, Help Venus hoor myn kermen, Wilt u over my erbermen, Of ik raak haaft in het graf, Leliaan heeft my alleen bewogen, Maar zy is te straf: Of ik raak haast in het graf, Ach! dat gy genaden gaf. Jaklaag wat goede Vrind het klagen zal niet baten, Indien die Minnares uw eeuwiglyk wil haten. Vorige Volgende