Het vermakelyke minne-spel, of toneel der liefde
(ca. 1730)–Jakobus Rosseau– Auteursrechtvrij
[pagina 7]
| |
[pagina 8]
| |
Riep luit wie wil kyken,
Hier is veel te zien,
Hier is veel te zien,
Ik laat myn kunste blyken,
Nu aan Armen, dan aan Ryken,
Want dat moet geschiên.
Want dat moet geschiên.
Ik roezemoes in 't honderd,
Want of God Jupyn,
Want of God Jupyn,
Zyn blixem schiet, of donderd,
Hy staat van myn kragt verwonderd,
En dat moet steeds zyn.
En dat moet steeds zyn.
Ja Mars de Boeren plaager,
Maakten eer Vulkaan,
Maakten eer Vulkaan,
Tot eene Hooren draager,
Dat was voor dien Smit te maager,
Ziet dat kon zo gaan.
Ziet dat kon zo gaan.
Het Swaard dat lag hy teder,
Voor de voeten van,
Voor de voeten van
Zyn lieve Venus neder:
| |
[pagina 9]
| |
Dus zo tref ik heen en weder,
Menig Oorlogs-Man.
Menig Oorlogs-Man.
't Moet alles voor my wyken,
Zo ik maar begin,
Zo ik maar begin:
Wie wil myn Kasje kyken?
Niemant zag ooit diergelyken,
Ja hier steekt wat in.
Ja hier steekt wat in.
Ik zal aan ieder toonen,
Hoe dat Kupido,
Hoe dat Kupido,
Zig voegt by veel Perzonen,
Dien hy mooitjes in de bonen
Brengt in Folio.
Brengt in Folio.
Al vlieg ik op twee vlerken,
Dan eens hier, dan daar,
Dan eens hier, dan daar,
Dan weer na Rommelskerken,
Ik ben machtig in myn werken,
Vrinden dat is waar.
Vrinden dat is waar.
Ik doe de Jonkmans loopen,
| |
[pagina 10]
| |
Na een zoete Maagd,
Na een zoete Maagd,
Ik doe de Meisjes hoopen,
Om iets zonder geld te koopen,
Dus dan niemand klaagt.
Dus dan niemand klaagt.
Myn Kas heb ik gaan vullen,
Met veel Minne-Zang,
Met veel Minne-Zang,
Het zyn geen slegte prullen,
Kom dan kyke goede Sullen,
Want ik wagt niet lang.
Want ik wagt niet lang.
|
|