Wol en dons(1885)–A.L. de Rop– Auteursrecht onbekend Vorige [pagina 14] [p. 14] De trouwste vriend. Gij flinke hond, getrouwe vrind Van jager, reiziger en kind, Men prijst u vele keeren, Omdat gij zoo gehoorzaam zijt, Zoo waakzaam, vol geduld altijd, En kunstjes ook wilt leeren. Men roemt u als gij in het veld Het wild, dat angstig henensnelt, Alras weet in te halen, En aan komt dragen naar uw baas Nu met een eend, dan met een haas, Die 't met den dood betalen. Men spreekt van u zoo dikwijls goed, Omdat gij uit den diepen vloed - Vóór ze in den stroom verzinken - De kindren pakt met sterken tand, Voorzichtig voorttrekt naar den kant, En redt, wie haast verdrinken. Of als gij, door uw kracht en moed, Den Eskimo in 't Noord behoedt Voor beren, die daar loeren, En ander hongrend roofgediert; Gij zult - wordt slechts uw toom gevierd - Hem wel 't gevaar ontvoeren. Maar ik roem u het meeste dan, Wanneer gij d'armen blindeman Geleidt langs straat en wegen; Gij zijt voor hem haast meer dan vriend, En hebt daarvoor een kluif verdiend, Een grooten, ja ter degen. [pagina binnenkant achterplat] [p. binnenkant achterplat] Vorige