Republiek van rivaliteiten. Nederland sinds 1813
(2002)–Piet de Rooy– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 5]
| |
Het kleine Nederland is het vaderland der kleine hartstogten en inzonderheid der ijverzucht j.c. baud (1853) Holland may not be the most exciting of places to live, but at least it doesn't breed nightmares. j.m. coetzee (1999) | |
[pagina 9]
| |
Ter inleidingHet Koninkrijk der Nederlanden beslaat slechts een klein grondgebied. Het omvat iets meer dan 40 000 vierkante kilometer en is daarmee iets groter dan België, maar vele malen kleiner dan nabije landen als Groot-Brittannië, Duitsland en Frankrijk. Het is een deltagebied waarin de Rijn, de Maas en de Schelde uitmonden. Het is een vlak land, waarover meestal de westenwind blaast, gelegen aan de rand van het Duitse laagland en eindigend in de golven van de Noordzee. Ruwweg de helft van het land zou onder water lopen als niet een uitgebreid systeem van dijken en dammen, molens en pompen was aangelegd, voortdurend onderhouden en verbeterd. Dit grondgebied is zeer dicht bevolkt: gemiddeld wonen er 472 mensen per vierkante kilometer, drieënhalf maal zoveel als in de rest van Europa. Deze Nederlanders - het zijn er ongeveer zestien miljoen - zijn allemaal anders en toch een beetje eender geworden door de beperkingen die zij zichzelf hebben opgelegd en door eigenaardigheden die zij in het verleden hebben verworven. Wanneer begint de geschiedenis van een land en waarmee? Het is mogelijk om het verhaal daarover te beginnen met de sporen van de vroegste bewoners in het archeologisch ‘bodemarchief’. Het is denkbaar de oudste geschriften van Romeinse schrijvers na te speuren op eerste verwijzingen naar Germaanse stammen, naar een romantische ‘Bataafse’ samenleving aan het begin van de jaartelling.Ga naar eind1 Daarna zouden we te rade kunnen gaan bij kroniekschrijvers, die ons verhalen over de opkomst van een kleine, maar roemruchte | |
[pagina 10]
| |
Republiek, die in de zestiende eeuw in opstand kwam tegen het Habsburgse rijk en na de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) de onafhankelijkheid wist te verwerven. Dit is al een steviger grondslag om de geschiedenis van Nederland mee te beginnen, temeer waar in de zeventiende eeuw dit land vriend en vijand wist te verbazen door een opmerkelijke bloei in macht en welvaart, vernuft en cultuur. In deze periode lagen de wortels voor een grote koloniale expansie, zowel in Azië als de Cariben, waar respectievelijk de Verenigde Oost-Indische Compagnie en de West-Indische Compagnie belangrijke handelsimperia wisten te vestigen. Van dit roemrijke verleden zijn nog de sporen zichtbaar in het landschap, de dijken en terpen, de archieven en musea. Maar dat alles valt ook te beschouwen als slechts de voorgeschiedenis van het moderne Nederland. Pas in de negentiende eeuw immers werden de grenzen definitief getrokken en werden de bewoners tot een natie gevormd. Toen pas kwam definitief vast te liggen wat Nederland was en wie Nederlander was en wie niet. Daarom zal dit verhaal daar beginnen. De moderne tijd werd evenwel niet onbelast betreden, het proces van natievorming ving niet aan met niets. Er wordt weleens gezegd dat God de wereld schiep maar dat de Nederlanders hun eigen land hebben geschapen door het te veroveren op de zee. Zoals altijd bij dit soort uitspraken zit er een kern van waarheid in: als men met het vliegtuig Schiphol nadert, valt te zien hoe het weidegebied eromheen verdeeld is in een wonderbaarlijk regelmatig patroon van kleine groene vlakken, omzoomd door sloten en grotere ringvaarten om het water af te voeren. Het landschap bestaat voor een groot deel uit stukken land die zijn drooggelegd en voortdurend moeten worden bemalen, zoals het lange tijd ook alleen te bereizen viel langs de talloze waterwegen. Voor sommige historici ligt juist in dit waterbeheer de kern van de | |
[pagina 11]
| |
Nederlandse geschiedenis: door de voortdurende bedreiging van het water was het vrijwel onvermijdelijk om samen te werken, wat ‘tot op zekere hoogte een democratische structuur van de bevolking tot gevolg had.’Ga naar eind2 Verwijzingen naar het verleden hebben zelden betrekking op veldslagen, maar houden vooral de herinnering hoog aan de strijd met het water. De prachtige polder de Beemster, oorspronkelijk een meer dat tussen 1608 en 1612 werd drooggelegd, staat op de Werelderfgoedlijst van de Unesco, evenals een imposante rij van negentien watermolens uit de achttiende eeuw aan de Kinderdijk. Ook het meer recente verleden voegt zich naar deze traditie: uit de negentiende eeuw is het gemaal Cruquius bewaard gebleven, een van de drie stoomgemalen die tussen 1848 en 1852 de Haarlemmermeer hebben leeggemalen en zeer recent is sprake van een min of meer vanzelf gegroeide musealisering van een imposante onderneming op het gebied van waterbeheer: op het kunstmatig aangelegde eiland Neeltje Jans in de Oosterschelde wordt de herinnering aan de hoogst moderne Deltawerken (1954-1986) vastgehouden. Waterbeheer als meest kenmerkende verschijnsel in de Nederlandse geschiedenis is niet onjuist, maar wel eenzijdig. Er zijn polders in Nederland, maar het land bestaat niet uitsluitend uit polders. Veel kenmerkender is het dichte net van steden waarmee het land van oudsher is overdekt. Er zijn slechts weinig plekken in Nederland vanwaar men niet de contouren van een stadje kan ontwaren, het kost zelfs moeite om stille gebieden te vinden in dit land. In de steden heeft zich onder de burgers een stedelijk zelfbewustzijn ontwikkeld.Ga naar eind3 Dat zelfbewustzijn, sterk gericht op het handhaven van de stedelijke zelfstandigheid, leidde tot onderlinge omgangsvormen waarin een subtiele balans bereikt was tussen gezag en vrijheid, onderdrukking en tolerantie. In die zin was het | |
[pagina 12]
| |
stedelijk leven niet zozeer ‘democratisch’, maar naar de normen van het ancien régime, de periode voor de Franse Revolutie, betrekkelijk egalitair. Ook dit element is terug te vinden in de manier waarop Nederlanders hun verleden vasthouden. Niet alleen heeft vrijwel elke stad zijn eigen museum, maar er is ook een nationaal icoon, De Nachtwacht (1642) van Rembrandt. Dit schilderij laat een vendel van de schutterij zien, een institutie waarin gewapende burgers zich indertijd organiseerden ter handhaving van de stedelijke orde en zelfstandigheid. Juist dit doek - aanvankelijk in bezit van de stad Amsterdam, maar geleidelijk als het ware genationaliseerd - functioneert nu als een soort hoofdaltaar in het Rijksmuseum te Amsterdam. Of het nu ging om de strijd tegen het water of het behoud van de stedelijke zelfstandigheid, Nederlanders hielden hun eigen rechten en plichten nauwlettend in het oog. Voor zover er sprake was van een zeker nationaal besef, ging dit normaal gesproken schuil achter de identificatie met de belangen van een regio of stad. Hoe klein Nederland ook was, toch was de meest kenmerkende trek van deze samenleving te kenschetsen als: eenheid in verdeeldheid. Dit leidde vooral tot erg veel vergaderen, gevolgd door traag of niet genomen besluiten, te meer waar een duidelijk machtscentrum ontbrak: er was geen vorst wiens wil wet was. Het mooiste paleis in het land was dan ook geen bouwwerk van een vorst, maar het even majestueuze als strakke stadhuis van Amsterdam, in opdracht van de burgemeesters van die stad tussen 1648 en 1662 gebouwd (vanwege de zompige bodem op een fundering van 13 659 houten palen). Juist door die verdeeldheid is de Nederlandse staat niet in staat geweest het karakter van de natie te bepalen, het miste zelfs die ambitie. Een latere minister van Binnenlandse Zaken, Klaas de Vries, heeft eens opgemerkt: ‘Dit is een | |
[pagina 13]
| |
zelfregulerende maatschappij: hij wordt niet bestuurd met bevelen van boven af. Wij laten de mensen zoveel mogelijk zichzelf zijn. Sommigen noemen dat anarchie: wij noemen dat beschaving.’Ga naar eind4 Nederland is dan ook niet zozeer een ‘staatsnatie’ maar vooral een ‘cultuurnatie’.Ga naar eind5 De geschiedenis wordt niet bepaald door de grote momenten van het staatsleven, maar vooral door de gestage ontwikkeling van onderlinge omgangsvormen en de groei van een meer homogene samenleving. Pas betrekkelijk recent zijn er enkele rituelen ontwikkeld die het nationaal gevoel tot uitdrukking brengen, maar dat zijn er eigenlijk maar twee: de nationale herdenking van de bevrijding op 5 mei 1945 en koninginnedag, die interessant genoeg sinds 1980 niet op de verjaardag van de huidige vorstin (31 januari) gevierd wordt, maar op die van haar voorgangster en moeder Juliana (30 april). Daarnaast is de natie uiteraard één in de worsteling met extase en wanhoop rond de zeer wisselende prestaties van het nationale voetbalelftal.
In 1882 hield de Franse historicus Ernest Renan een rede over de vraag wat eigenlijk een natie is. Hij verzette zich met tal van voorbeelden tegen het idee dat een natie een gemeenschappelijke raciale afkomst zou moeten hebben, dezelfde taal of religie. Zelfs een gemeenschappelijke staat was niet nodig. Veel belangrijker was het gewicht van de geschiedenis op een samenleving en de wil om gezamenlijk verder te gaan. Een natie was dus vooral een sociaal-culturele eenheid. Deze werd bijeengehouden door gedeelde ervaringen in het verleden - de roemrijke voorvallen én de rampen en tegenslagen - maar daarnaast ook de wil om met elkaar de toekomst in te gaan. In dat opzicht, zo vatte hij puntig samen, wordt de natie elke dag opnieuw aan een volksstemming onderworpen.Ga naar eind6 Dat is de manier waarop in de volgende bladzijden de | |
[pagina 14]
| |
geschiedenis van Nederland zal worden beschreven: hadden de bewoners van dit land het gevoel deel uit te maken van een natie, wat voor soort ‘Nederland’ was dat dan, wat voor waardesysteem was er overheersend en wat voor toekomstige ontwikkeling van die samenleving had men voor ogen. Aan het begin van de negentiende eeuw begon koning Willem i aan een energieke poging om het eigenzinnige en verdeelde verleden achter te laten en een nieuwe toekomst te ontwerpen door de vorming van een krachtige eenheidsstaat met een daarbij passende homogene natie. Hij zette zich aan de vorming van zijn ‘Nederland’. Maar het zou heel anders lopen dan hij voor ogen had. Al snel was het land bovendien niet langer een koninkrijk, maar in tal van opzichten weer een republiek, zij het met een koning op de troon. En in die republiek zouden zeer uiteenlopende opvattingen tot ontwikkeling komen over wat de natie was en wat deze moest worden. Daarmee zou het Koninkrijk der Nederlanden in de negentiende en twintigste eeuw vooral een republiek van rivaliteiten worden. |
|