De gedichten van Anthonis de Roovere
(1955)–Anthonis de Roovere– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 5]
| |
Woord voorafToen ik begin 1950 de opdracht aanvaardde van de Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen om een uitgave met inleiding en aantekeningen voor te bereiden van de werken van Anthonis de Roovere, besefte ik nauwelijks, welk een waagstuk ik zou gaan ondernemen. Wel moet ik toen geweten hebben, dat er vóór mij nog niemand zich had gewaagd aan een doorlopend gecommentarieerde uitgave van het volledige oeuvre van een rederijker, maar ik begreep dit niet als waarschuwend teken. En ik ben daar achteraf ook maar blij om. Indien ik van te voren alle moeilijkheden aan dit filologisch pionierswerk verbonden had gerealiseerd, ik weet niet of ik de moed had kunnen opbrengen er aan te beginnen. De ontcijfering der slecht leesbare handschriften, de vergelijking der overgeleverde redacties, de tekstkritiek, de genologische ordening van het overvloedige materiaal, en bovenal de taalkundige, lexicologische en cultuur-historische toelichting plaatsten mij voor even zovele problemen, waarvan de eigenaardige moeilijkheden zich eerst al werkende openbaarden. Ik heb ze op het geestelijk niveau, waarop ik mij in de jaren 1950 en 1951 bevond en met het mij destijds ter beschikking staande vergelijkingsmateriaal niet alle op een voor mij bevredigende wijze kunnen oplossen. Des te meer verheugt het me, dat ik de firma Tjeenk Willink te Zwolle bereid heb gevonden, het resultaat van mijn toenmalige arbeid, nu dit door toevallige omstandigheden niet eerder kon worden gedrukt, in het licht te geven. Om praktische en financiële redenen werd echter in onderling overleg besloten de uitgave te beperken tot De Roovere's gedichten. Het had trouwens weinig zin het prozawerk De Blyde incoempste van Vrouw Margriete van Yorck en het spel Quicunque vult salvus esse, die respectievelijk in de Kronijk van het Historisch Genootschap te Utrecht en in de Leuvense Bijdragen een goed, voor ieder bereikbaar onderkomen hadden gevonden, er aan toe te voegen. Maar ook deze uitgave van de gedichten alleen zou niet mogelijk zijn geweest zonder aanzienlijke financiële steun van de Nederlandse Organisatie | |
[pagina 6]
| |
voor Zuiver Wetenschappelijk Onderzoek. Ik stel er prijs op hier openlijk mijn dank daarvoor te betuigen. Allen die mij hebben geholpen door het verlenen van hun bemiddeling bij het raadplegen van handschriften en drukken, krijgen ter plaatse waar die bronnen in de Inleiding voor het eerst worden genoemd, de hun toekomende dank. Er rest mij hier alleen nog de betuiging van mijn bijzondere erkentelijkheid jegens Prof. Dr. W.A.P. Smit, die het gehele werk kritisch heeft doorgelezen en daarbij verscheiden waardevolle opmerkingen heeft gemaakt en voorts een woord van waardering in het algemeen voor de onbekrompen wijze, waarop de Nederlandse bibliotheken mij de nodige hulpmiddelen bij mijn studie hebben verschaft. |
|