Vijftig meesterwerken van Antoon van Dijck
(1900)–Max Rooses– Auteursrecht onbekend
[pagina *47]
| |
[pagina 65]
| |
Kersnacht.Met het slapende kindeken Jesus op haren schoot, zit O.-L.-V. op eene trede; zij draagt een rood kleed, waarover een wijde blauwe draperij geslagen is, op haar hoofd en hare schouders heeft zij een grauwbruin doek. Zij is blond, teer, jong en ziet met een blik van liefdevolle zorg op haar kindje neer. De kleine Jesus ligt in zijn wit doekje, op den schoot tegen de borst en den arm zijner moeder als in een donzig nestje. Een zacht malsch licht speelt op zijn lijfje en zijn beenen; matte, warme schaduwen vallen op zijn gelaat en zijn hals, een stralend zoompje glimt rond zijn hoofd. Achter O.-L.-V. staat Sint Joseph, een grijsaard, zooals van Dijck hem gewoonlijk afbeeldt, eerder de vader of de grootvader dan de echtgenoot van Maria. Hij heft zijn sterk gerimpeld en getrokken gelaat naar de hoogte, waar drie engeltjes verschijnen, een strook doeks dragende, waarop het Gloria in excelsis Deo te lezen staat. Een weinig lager ziet men nog twee engelenkopjes zweven. Ter rechterhand bevinden zich de herders en de herderinnen, eerst een jonge man knielende, met uitgeslagen armen, schuchter, eerbiedvol de H. Maagd aanroepende. Hij heeft sterk gekenmerkte van Dijck'sche gelaatstrekken; zijne bruine haren fladderen in den wind, een grauw wambuis is met een riem om den gordel gesloten, een vaalroode draperij is om zijn schouders geworpen. Achter hem staat een herderin, gemeen van type, met vlaskleurig achterwaarts gestreken haar. Zij blikt met scherpe, doch eerbiedige nieuwsgierigheid naar O.-L.-V. en haar kind, en gaat hun een ei aanbieden. Aan de uiterste zijde rechts een oud man, in ootmoedige vereering neerblikkende, de handen op de borst gekruist. Het is een mooi wel verzorgd stuk, sprekende van roeringen zachte aandoening des gemoeds, met stil licht, dunne doorschijnende schaduwen, zeer liefelijk helder gekleurd aan de linkerzijde, doffer en zachter getint aan den overkant. De personages zijn een jonge fijngebouwde moeder met het liefste der kinderen, menschen die haar met de diepste vereering hulde brengen, hemelgeesten juichende in de lucht en aan de nederigen van stand de blijde tijding verkondigende, dat het uur van verlossing voor hen geslagen is. | |
[pagina 66]
| |
Het stuk is zeer kenmerkend voor van Dijck door zijne decoratieve schikking, de tegenstelling van aanvallige jonge en sterk gekenmerkte oude figuren, kleine hoofden met regelmatige trekken, weidsche draperijen, zachte matwarme tonen. Het is een werk zonder geweldige effecten van licht of kleur, maar uitgevoerd in een weeken harmonieusen toon. Uit een brief van Antoon van Dijck gedagteekend van 21 November 1631, dien Frans Mols nog te zien kreeg in de verleden eeuw, blijkt het dat het stuk werd besteld rond dien datum door Cornelis Gheerolfs, schepen van Dendermonde. Deze handelde in naam van het broederschap van O.-L.-V., op wiens altaar in de Collegiale kerk van Dendermonde het stuk geplaatst werd. Het broederschap betaalde er voor de som van vijfhonderd gulden mitsgaders twaalf gulden acht stuivers voor het doek; deze uitgave werd ingeschreven op het register bevattende de rekeningen loopende van 2 Februari 1630 tot November 1635. Alleen voortgaande op dien laatsten datum, nam men aan dat het stuk in 1635 geschilderd werd. De heer Blomme deed echter onlangs te recht opmerken, dat, vermits van Dijck onderhandelde over het maken van zijnen Kerstnacht in November 1631 en hij betaald werd tusschen 1630 en 1635, het moet aangenomen worden, dat hij het doek schilderde vóór zijn vertrek naar Engeland, dus in de laatste maanden van 1631 of in het begin van 1632Ga naar voetnoot(1). Het stuk werd naar Parijs medegevoerd in 1794. Toen de departementeele Museums werden ingericht in 1802, werd het aan dit van Brussel toegekend; daar bleef het tot in 1817, wanneer het aan de collegiale kerk van Dendermonde werd teruggegeven. Het werd nooit gegraveerd. In de verzameling van den heer Edmond Huybrechts te Antwerpen, bevindt zich eene uitstekende schets van den Kersnacht, die door den eigenaar werd geleend aan de van Dijck-Tentoonstelling van 1899. Doek. H. m. 2.45. B. m. 1.73. |
|